&referer=" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALIGN="LEFT" ALT="">
Eurojet

In de valleien van de groene provincie Minho worden de karakteristieke vinhos verdes of 'groene wijnen' gemaakt.

door JOS VAN NOORD

VIANA DO CASTELO - Het dromerige stadje Viana do Castelo ligt prachtig aan de monding van de Lima. Alles ademt hier rijke geschiedenis: al in de 15e eeuw was dit een van de belangrijkste Portugese centra voor de scheepsbouw, visserij en handelsvaart. De enorme welvaart van weleer, als gevolg van de levendige handel met Brazilië, is op de ruime pleinen, maar ook in de nauwe, kronkelige straatjes van het centrum terug te vinden in kapitale huizen in renaissance- en barokstijl.

Tegenwoordig is Viana vooral een vakantie-oord: veel Portugese gastarbeiders uit andere Europese landen komen er zomers graag 'thuis'. Maar met z'n ambachtelijk handwerk en vele festivals is Viana ook de culturele hoofdstad van de meest noordelijke provincie, Minho, de tuin van Portugal. Hier is het leven nog zoals het behoort te zijn: gemoedelijk, rustig en vol genieting.

Vlak bij het centrum, dat momenteel nogal overhoop ligt door de bouw van een parkeergarage onder de hoofdstraat, biedt de Monte de Santa Luzia een magnifiek uitzicht over de stad, z'n omgeving en de Atlantische Oceaan. Het is een vrij steile klim, maar je kunt ook met een kabeltreintje naar boven. In 1926 werd de bouw voltooid van een basiliek naar voorbeeld van de Sacré Coeur in Parijs. Indrukwekkender is de natuur op de berg: de immense eucalyptusbomen, de mimosa, de oleander, de geuren van de boskruiden en bloemen in de motregen. Het bos op de berg heeft iets weg van tropisch regenwoud. Al die knapperige kleuren!

Wijnproeverijen overal.

Hogerop nog dan de basiliek werd rond 1910 het Hotel Santa Luzia gebouwd door Domingos Jos de Morais, die fortuinen verdiend had in de handel met Brazilië. Hij deed het hotel aan de stad cadeau en tegenwoordig is het een pousada, een van de mooiste hotels van Portugal, waar je dus vooral nooit zonder kamersleutel naar het toilet moet gaan.

Van de pousada is het nog maar een klein stukje lopen naar de top van de berg, waar brokstukken en andere sporen te vinden zijn van een Keltiberische nederzetting, een zogenoemde 'citania'.

Als het regent is Noord-Portugal adembenemend mooi, misschien nog wel mooier dan bij zonneschijn. Maar goed ook, want het regent hier in april en mei dikwijls. Mijn eerste aanschaf was een paraplu. Je kunt hier haast niet zonder, want veel Portugese huizen hebben geen dakgoot: het regenwater loopt zo van de daken op de trottoirs.

De buschauffeur die me van het busstation Atlantico in Porto naar Guimaraes zou brengen, krijgt er een kleur van. We zijn Guimaraes al twaalf kilometer voorbij als hij zich herinnert dat hij mij zou waarschuwen. Helemaal vergeten! Geen nood: zijn collega is in aantocht en die rijdt in de omgekeerde richting naar Guimaraes. Ik kan zo mee. Mee terug. Terug naar Guimaraes ofschoon ik er nog nooit ben geweest!

Het is tekenend voor de onbekommerde houding van de vriendelijke mensen in deze ongerepte streek: maak je niet druk, alles komt goed.

Het eeuwenoude Braga, sinds de 12de eeuw zetel van de aartsbisschop van Portugal, is een gezellig stadje met veel terrasjes, gezellige eethuizen en koffieknijpjes.

Guimaraes, omgeven door schitterende heuvels vol wijngaarden, is de voormalige hoofdstad van Portugal. Het is de stad waaruit Portugal geboren is, of zoals ze hier zeggen: Aqui nasceu Portugal! Toen Afonso Henriques zichzelf in 1139 tot koning van Portugal uitriep, koos hij Guimaraes als zetel van zijn regering. Nog staat het silhouet van zijn kasteel met massieve kantelen het Castelo de Sao Miguel op het wapen van Portugal. Je kunt er heerlijk wandelen in het historische centrum en het Museu de Alberto Sampaio, gevestigd in de romaanse kloostergang en belendende zalen van Nossa Senhora da Oliveira, toont religieuze pronkstukken, verguld houtsnijwerk en keramiek. In de Pousada de Santa Marinha, een tot hotel omgebouwd klooster uit 1154 met schitterende tuinen die uitzicht bieden over de stad, klinken gregoriaanse gezangen over de binnenplaats. Het is een cd, verklapt de receptioniste. Het draagt zeker bij aan de plechtige, bijna gewijde sfeer. Hier overheerst rust, men spreekt als vanzelf op fluistertoon en in de kloosterkamers ruikt het naar boenwas. Maar je kunt hier tussen oude portretschilderingen en wandkleden ook heerlijk tafelen met de mooiste wijnen uit de streek.

De Rua de Santa Maria, waar veel oude huizen zijn versierd met beelden, loopt van het grote plein Largo da Oliveira langs de Paco dos Duques naar het 10e-eeuwse Castelo. Noord-Portugal is een en al tegeltableau, het is soms net of je door een huis met alleen maar romaanse badkamers loopt. De mooiste tableaus.

Op de markt verkopen rimpelige weduwvrouwen met zwarte schorten en wollen kousen bosjes uien.

De Noord-Portugezen houden wel van Hollanders. En omgekeerd. Verlegen meisjes met zwarte krullen. Macho-jongens met verzorgde stoppelbaardjes. Ze zijn mooi, donker. Echt rijk is het hier niet, behalve aan traditie. Je ziet wel dure auto's, maar wie goed kijkt, ziet ook armoede. Op de markt bijvoorbeeld, waar rimpelige weduwvrouwen met zwarte schorten en wollen kousen bosjes uien verkopen. Het leven in Minho, langs de gelijknamige rivier die de grens vormt met Spanje, is naar onze maatstaven spotgoedkoop. Uit eten en openbaar vervoer kosten hier een habbekrats. Vernieling en verveling, graffiti en doelloos gehang zie je hier niet. Ze zijn familieziek, heel katholiek en oerconservatief. Maar bovenal hartelijk, betrouwbaar en behulpzaam. Zouden de Portugezen zo goed willen zijn vooral zichzelf te blijven?

Braga is ook weer zo'n stadje waar het rijke roomse leven je van alle kanten tegemoet komt. Al in de twaalfde eeuw werd Braga de zetel van de aartsbisschoppen van Portugal en daarmee de kerkelijke hoofdstad van het land. Het Antigo Paco Episcopal aan de Praca Municipal is wel een bezoekje waard. De gevel dateert uit de 14e eeuw, het gebouw doet nu dienst als bibliotheek en ligt naast de onberispelijk verzorgde tuinen van de Jardim de Santa Barbara. Wie van religieuze 'schmuck' houdt, kan hier z'n hart ophalen: de ene na de andere winkel grossiert in kerkelijke attributen, van rozenkransen tot monstransen en kerkgewaden, gewijde vaatjes voor heilig water, bidprentjes, kruizen en miswijn. En beelden, vooral veel beelden van Jezus en de Heilige Moeder van Eeuwigdurende Smarten, Sint Antonius met Kindeke op de arm, Onze Lieve Vrouw van de Melk, beschermvrouwe van de zwangeren.

De oude kathedraal van Braga biedt ook onderdak aan het Museu de Arte Sacra: een verzameling kertkschatten, beelden en azulejo-tegels.

Braga kent ook de kleurigste religieuze festivals van heel Portugal en dat wil wat zeggen, want de Portugezen kunnen er wat van. Liefhebbers dienen hier in de Semana Santa te zijn, al vielen de processies dit jaar vrijwel volledig in het water. Tijdens het Sao Joao-festival, steevast in juni, haalt men de schade wel in.

Het carillon van de kathedraal, een imposant bouwwerk vol met bijna levensechte beelden en een opzienbarend barok orgel, speelt tegen twaalven het Ave Maria van Gounod. In de verte klept het Angelus.

Sta je met je paraplu weer buiten, naast de Santa Casa da Misericordia, waar ga je als vreemdeling dan lunchen? Je volgt gewoon een stel autochtone Braganen, want die weten waar het lekker is. Zo kom ik in een knijpje dat ik anders nooit had gevonden: café-snack Talisma (Largo do Paco 8). De dagschotel is om je vingers bij op eten: verse sardientjes van de grill met een dikke soep van rijst, kool en bonen en een 'groene' (jonge) witte wijn uit de regio Dolmen, van Tras-os-Montes, van achter de bergen. De ober verstaat je niet, maar begrijpt je meteen. Kruidige cafè do brasil na. Bij het karakteristieke, vrolijk betegelde stationnetje van Braga heeft de chefe de estacao op mijn bagage gepast. Gemoedelijkheid kent hier geen tijd.

Op de romantische stationnetjes van Noord-Portugal is het alsof de tijd heeft stilgestaan.

 

Tevoren hadden ze het bij het Portugees Verkeersbureau in Den Haag nou niet zo'n briljant idee gevonden dat ik deels per trein zou reizen. De infrastructuur van het railnetwerk in Noord-Portugal is ouderwets, hadden ze me gewaarschuwd.

Maar dat maakt het 'treinen' nu juist zo leuk. De charme van Noord-Portugal zit 'm nu juist in die leuke oude boel, die oude huizen, oude treintjes en stationnetjes. Zodra hier Intercity-sneltreinen doorheen gaan razen, hoeft 't voor mij niet meer.

Voor vijf gulden zit je nu urenlang te boemelen, tussen boeren en burgers, in een dieseltje dat alle kleine stations aandoet, het ene nog romantischer dan het andere. Hier reis je nog zoals het hoort. Hier is een treinkaartje nog zo'n hard kartonnetje, waar de conducteur met een tang een gaatje in knalt. Hier is de stationsklok nog zo'n prachtig uurwerk met een moeder-slingeruurwerk in het stoffige kantoor van de stations-chef.

Het uitzicht vanuit de trein is adembenemend, geen enkel saai moment. Zo schudden we, van tijd tot tijd luid toeterend, door het overdonderend groene, glooiende Noord-Portugese land. Van Famalicao naar Midoes, dan naar Tamel en Darque, langs wijngaarden vol hoge ranken aan granieten palen, groentetuinen, witte lelies, sinaasappelbomen vol oranje vruchten, velden vol knalgele prachtbloemen.

Als we met het weerbarstige dieseltje Nine binnenrijden, komt de conducteur speciaal nog even kijken of ik de boodschap goed had begrepen: hier moet ik overstappen. Over vijf kwartier komt het treintje naar Viana. Genoeg tijd voor een kleine rode vinho verde, een rood groentje, op het terras van de bodega tegenover het station. Hier schenken ze hun huiswijn zoals ze 'm drinken: in hoge limonadeglazen, vol tot het randje.

Publicatiedatum = 27 mei 2000

terug Portugal intro