De opgravingen
van Aguntum geven en duidelijk beeld
van hoe het eens was.
|
door Nico van der Zwet Slotenmaker
LIENZ - Dat de oude Romeinen ongaarne vergeten wilden worden is wel
uit hun nalatenschap af te lezen. Als monumenten voor de eeuwigheid stuit
je onophoudelijk op bouwkundige overblijfselen van deze nijvere veroveraars
en iemand die eens een nieuwbouwwijkje uit de grond wil stampen komt al
bij de eerste graafwerkzaamheden tot de ontdekking, dat de Romeinen hem
voor zijn geweest.
En hoewel ik dus beter had moeten weten laat ik me in de buurt van Lienz
(spreek uit Li-enz), de hoofdstad van Oost-Tirol, toch weer door de resten
van zo'n nederzetting verrassen. Aguntum heet het hier naar de man die
haar in het jaar vijftig stichtte. Hij kwam niet bij toeval juist op deze
plek terecht, want een ander volk, de Illyriërs, had eerder op de
in de buurt gelegen Iselsberg goud gevonden en als dat eenmaal aan de
grote klok hangt, kan je er vergif op innemen dat iemand anders ook in
je smeltkroes wil komen roeren.
Aguntum dus en hij pakte de zaken zo fors aan dat hij er meteen maar
de hoofdstad van de provincie Noricum van maakte, een gebied dat ongeveer
het hele stuk Oostenrijk ten zuiden van de Donau omvatte.
Op
de plattegrond kun je precies bekijken hoe Aguntum vroeger in elkaar stak.
Dat ook deze stad tenslotte ten onder ging in de zesde eeuw bij een uit
de hand gelopen onenigheid tussen Slaven en Beieren is nu eenmaal een
logische schakel in de loop der geschiedenis, maar veel belangrijker is
wat er over is gebleven. Geen hoge torens of indrukwekkende bouwwerken,
dat niet. Wel echter een zeer duidelijke plattegrond van hoe het allemaal
eens was.
Een keurig stratenplan met hier en daar wat opnieuw opgemetselde muurtjes
om het allemaal nog echter te maken. Een blik van bovenaf is je ook gegund,
al moet je daartoe een foeilelijke uitkijktoren beklimmen die als een
vloek in het historische landschap is geworpen. Soms wil men sommige zaken
te duidelijk maken en overspeelt men zijn hand.
Het
slot Bruck was een onneembare vesting op een steile rots boven de ingang
van het Iseltal.
Aguntum is trouwens nog niet af. Nog regelmatig treden er lieden met
schoppen en stoffertjes aan om steeds dieper te graven. Met succes, want
de oudheidkamer van het Ost-Tiroler Heimatmuseum in het een kleine vijf
kilometer verder gelegen Lienz begint al aardig vol te raken. De expositie
vindt onderdak in het Schloss Bruck, dat op zichzelf al een hele bezienswaardigheid
is.
Ongenaakbaar op een steile rots boven de ingang van het Iseltal is dit
13e-eeuwse kasteel destijds gebouwd als residentie (van de graven van
Görz) en als verdedigingswerk. Later werd het een gerechtshof, vervolgens
een gevangenis, daarna een hospitaal en tenslotte leek met een brouwerij
het verhaal op passende wijze te worden afgesloten. Nee dus, het bier
smaakte kennelijk niet goed genoeg en nu kunnen we in het museum over
gedane zaken na mijmeren.
Niet op ieder moment trouwens, want de openingstijden schommelen als
de beursbarometer en vooral als de toerist wordt geacht op de lange latten
te staan, wil er nog wel eens een deur gesloten blijven. Toen ik daar
in Graz eens een wat korzelige opmerking over maakte, werd mij verzekerd
dat dit ook te maken heeft met verwarmingsproblemen en andere technische
zaken waar ik (ook) geen verstand van heb.
Achter
deze stadsmuur ligt de natuurlijke verdedigingsgordel van de rivier.
Lienz zelf is trouwens wel open en van de slotberg afdalend kan je beter
eerst even bij de kerk van de Heilige Andreas aanlopen. Over godshuizen
is veel gepraat en geschreven en dat kan ook niet anders. Veelal is het
het oudste gebouw in de verre omgeving en waar elders nog wel eens een
stadspoort sneuvelde of een vestingwal werd opgeruimd, bleef men van de
echte heiligdommen af.
Tot die vanzelf van ouderdom in elkaar stortten natuurlijk en niet zelden
was de puinhoop die overbleef de basis voor nieuw. Zo ook hier. De Andreaskerk
is opgetrokken op de fundamenten van een 13e-eeuwse bebouwing met dezelfde
intentie en die rustte weer op wat over was van een kerk uit de 5e eeuw.
Oudheidkamer van Lienz
begint al aardig vol te raken
|
Er zijn mooie praalgraven en in de loop der eeuwen hebben zo'n beetje
alle gangbare bouwstijlen het met elkaar op een akkoordje gegooid. Het
rondom de kerk gelegen kerkhof is eveneens zeer bezienswaardig met zijn
arcaden.
In de stad is het druk op de gezellige Hauptplatz waar de folders mij
palmbomen hebben beloofd, omdat het klimaat dat hier toe zou staan. Maar
misschien zijn ze met het oog op de vandaag heersende temperatuur binnen
bij de kachel gezet, want ik kan ze zo gauw niet in het vizier krijgen.
Slot Liebburg
Blikvanger is nu in de eerste plaats het 16e-eeuwse slot Liebburg, de
voormalige zetel van het geslacht Wolkenstein-Rodenegg als het u wat zegt.
Het
kasteel Liebburg wordt gekenmerkt door de twee ui-vormige torens.
Twee forse ui-vormige torens moeten de voornaamheid van het kasteel
goed doen uitkomen. Ietsje naar het oosten staat een Mariazuil en als
je daar de hoek omgaat, ontdek je vanzelf de resten van de oude stadsmuren
en de rivier de Isel die even verder overloopt in de Drau en destijds
al een belangrijke natuurlijke verdedigingsgordel vormde.
Erg uitnodigend is de omgeving overigens niet. De Lienzers, die in 1242
stadsrechten kregen nadat al in een oorkonde uit 1020 sprake was van 'Locus
Luonzina', zagen in de omringende bergen aanvankelijk een soort demonen
en vooral de toppen van de Lienzer Dolomieten aan de zuidzijde van de
stad zien er inderdaad niet echt gezellig uit. Dat men er toch ging wonen
had dan ook alles te maken met de goudvondsten in deze streken. Tegenwoordig
wordt er niet meer gegraven. Er zit nog wel iets, maar het is de moeite
niet meer.
Het goud glijdt nu in de vorm van toerisme langs de vroeger zo gevreesde
berghellingen.
INLICHTINGEN:
Oostenrijks Toeristenburo, Amsterdam, telefoon 020-4684793 of internet
www.austria-tourism.at
EIGEN FOTO'S
Publicatiedatum = 15 april 2000
|