BADHOEVEDORP/KEULEN - 'Get well, motherfucker!', luidde de tekst op een T-shirt dat hij kreeg van voormalig ploeggenoot Remco van Wijk, de man die hem eind april met een afzwaaiende backhand bijna van het leven beroofde. Nou, dat doet-ie dan maar. Tweemaal keek hij de dood in de ogen, tweemaal kroop hij door het oog van de naald. Karel Klaver. Hockey was zijn lust, zijn leven, zijn álles. Nu bekijkt hij het leven vanuit een ander perspectief. Natuurlijk komt hij terug, hij weet het zeker. Maar mocht het onverhoopt niet lukken, ook best. Als mens is hij beter geworden, en dat is ook wat waard.
Een Amerikaanse B-film, ja, daar heeft zijn leven misschien wel het meeste van weg. "Maar dan wel zo'n héle slechte. Zo eentje waarin de hoofdrolspeler drie keer dood gaat en telkens weer opstaat."
Graag zou Karel Klaver (23) eens in de ramsj van een videotheek willen snuffelen of hij die rolprent kan vinden. Want wat zich met name in het tweede gedeelte van de vertoning heeft afgespeeld, heeft hij slechts van horen zeggen. Of laat ook eigenlijk maar, bij nader inzien.
"Misschien is het ook maar beter dat ik niet meer weet wat voor helse pijnen ik de eerste drie dagen na dat ongeluk heb gehad. Mooi mechanisme, eigenlijk. Het hoofd schakelt alle functies in het lichaam uit, omdat het zich eerst met de hersenen moet bemoeien. Zoals het waarschijnlijk ook maar beter is dat ik nooit tot in de details te weten zal komen om wat er die dag allemaal met me is gebeurd. Anders zou de angst wel eens zo groot kunnen worden, dat ik nooit van mijn leven meer een hockeyveld op durf te stappen."
Wat hij zich van die dag, 25 april 2002, nog weet te herinneren is het feit dat Bloemendaal een oefenpotje tegen SCHC speelt en hij na tien minuten met een tip-in in de kruising scoort. Op de bank heerst vooral een lacherige stemming, althans - dat hoorde hij achteraf.
"Tien minuten voor tijd werd ik gewisseld, juist op het moment dat Remco van Wijk met een enorme knal scoorde. We keken elkaar op de bank een beetje aan, zo van, sjéézus, wat schiet die gozer hard. Kort daarop knalde hij met een van zijn backhands voorlangs, waarop ik me naar onze coach Reinout Wolff moet hebben gedraaid en mijn middelvinger heb opgestoken. En jij wilt dat ik bij de tweede paal sta voor de tip-in, heb ik hem nog lachend gezegd. Het bleef een beetje een melige stemming, ook toen Remco en ik later samen in het veld stonden en hij een dot van een kans miste. 'Hoeveel kansen heb jij eigenlijk nodig om tot scoren te komen?', vroeg ik in het voorbijgaan plagerig. Kort daarna schoot hij vanuit een onmogelijke hoek met een backhand richting doel, maar die bal zeilde richting strafbalstip. En daar liep ik dus net naar toe."
Om drie redenen had het schot, afgevuurd met geschatte een snelheid van 160 kilometer per uur, hem fataal kunnen worden. Ten eerste had de schedel verder kunnen breken dan nu het geval was. "Links achter mijn oor bevindt zich een breuk van tweeënhalf centimeter, op die plek is de schedel over elkaar geschoven. In het ziekenhuis was dat nog niet bekend, ik schijn gewoon ook lekker op dat gezwel te hebben gelegen. Of dat geen vreselijke pijn gedaan heeft? Geen idee, dat zou ik me echt niet meer kunnen herinneren."
"Daarnaast dat de druk van de gekneusde hersenen tegen de binnenkant van de schedel zo groot had kunnen worden, dat bloedvaten zouden knappen. Door de enorme klap waarmee die bal tegen mijn hoofd kwam, is de linkerhersenhelft zo hard tegen de rechterhersenhelft aangeknald dat deze klem kwam te zitten tegen de binnenkant van de schedel en er in het midden een kneuzing is ontstaan, gelukkig op een plek waar net geen bloedvat liep. Mijn mazzel is geweest dat die kneuzing daar zat, want omdat ik rechtshandig ben zitten mijn hersenfuncties voor zaken als ruimtelijk inzicht en evenwicht aan de linkerzijde."
Doordat hij sprintte op het moment dat het ongeleide projectiel zijn hoofd raakte, stortte hij op het moment dat zijn spierfuncties uitvielen in volle snelheid ter aarde. "En daarmee heb ik eigenlijk nog het meeste geluk gehad."
Drie dagen lag hij op de intensive care in coma, daarna volgde een langzaam herstel, waarin Klaver in een achtbaan van emoties belandde. "In het begin vond ik alle aandacht maar een beetje overdreven. Ik had een ongelukje gehad, nou en? De ernst ervan drong aanvankelijk totaal niet tot me door."
"Een maand geleden kreeg ik te horen dat er een grote beschadiging in mijn ruggenmerg zat. De neuroloog die me onderzocht had zoiets nog nooit gezien. Het had nog het meeste weg van een whiplash, maar zelfs in het ergste geval treedt er dan een beschadiging van hooguit één millimeter op. En ik heb dus een streep van vijf centimeter lopen over mijn bovenste drie nekwervels. Je ruggenmerg heeft een diameter van een centimeter waar al je zenuwen doorheen lopen. Dat litteken blijft daar mijn hele leven zitten, zei die arts. Hockey was uit den boze, zei hij gedecideerd en die mededeling kwam echt als een mokerslag aan. Ik heb het wel drie keer gevraagd, maar steeds kreeg ik hetzelfde antwoord."
Daverende hoofdpijn, spraakgebrek, pijnscheuten door het gehele lichaam, een hypergevoelige borst, tintelingen die vanuit de rug uitstralen naar de armen en de martelende onzekerheid over de toekomst vielen in het niet bij die ene jobstijding. "Toen stortte mijn leven pas écht in elkaar."
"Mijn grootste schok was te horen dat ik nooit meer een stick aan zou mogen raken. De angst voor mogelijke verlammingsverschijnselen kwam eigenlijk pas daarna. Hockey was voor mij geen sport, het was méér dan dat. Een manier van leven, mijn inkomstenbron, ik was zó trots om een autootje van NOC*NSF voor de deur te hebben staan. Alles werd ineens zo overhoop gegooid, dat ik het leven even niet meer zag zitten. Het ging ook zo goed met me. Ik ging naar discotheken en kreeg bijna nergens meer hoofdpijn van. De eerste tien minuten heb ik zwaar jankend op een bankje gezeten, daarna heb ik drie dagen de telefoon niet opgenomen om het allemaal te laten bezinken. Daarna drong pas een beetje tot me door hoe het ook af had kunnen lopen. Die beschadiging zit precies op de plek waar de ademhaling en het hartritme wordt aangestuurd. Vrijwel iedere whiplash gaat gepaard met uitvalverschijnselen. Maar ik had helemaal niets."
"Toen kwam langzamerhand het besef boven borrelen dat ik voor de tweede keer in mijn leven echt onwijs veel geluk heb gehad. Vier jaar geleden ben ik op een strand in Frankrijk geraakt door de bliksem. Ik was met een vriend in het water, toen het begon te onweren. Ik zwom als een idioot terug naar het strand, maar die vriend deed er vanwege kramp iets langzamer over. Eenmaal uit het water kreeg hij zijn flippers niet uit, dus ben ik vanaf het strand teruggelopen naar de branding. Ineens hoorde ik een knal en viel ik op de grond. Toen ik om me heen keek, zag ik vier meter links van me een dode man liggen, zijn voeten waren verbrand. Degene die tien meter rechts lag, is later die dag in het ziekenhuis overleden. Omdat ik nog nat was en gehurkt zat, is die bliksemschicht als het ware over me heen gerold."
Hij weet het zeker. "Mensen zeggen wel eens dat ik voor het ongeluk ben geboren. Maar ik heb juist altijd onwijs veel mazzel."
Dat bleek eens te meer toen hij zich twee weken geleden voor een second opinion meldde bij een professor in de neurologie. Niet dat hij er veel van verwachtte, maar ach, wat had hij nog te verliezen? Prima relaxte vent trouwens, zo bleek al tijdens het eerste gesprek. Hoezo nooit meer hockeyen? Nee hoor, de MRI-scan die hij kort daarvoor had laten maken wees precies uit wat hij al vermoedde. Gunstig litteken, met verbindingscellen die weliswaar nog tegen elkaar aanbotsen, maar zich in de toekomst een nieuwe weg om het litteken heen zullen banen. Tientallen van zulke gevallen had hij inmiddels gezien en telkens was het goed gekomen met de patiënt. Binnen een jaar zou hij verlost zijn van de tintelingen. Succes met het vervolg van de hockeycarrière, en of hij bij het verlaten van de kamer de deur achter zich wilde sluiten.
En wéér belandde de spits (32 caps, 14 doelpunten) in een achtbaan van emoties. "Het was het beste nieuws dat ik ooit had gekregen." In zijn enthousiasme aanvaardde hij zelfs een uitnodiging van bondscoach Joost Bellaart om voorzichtig met het Nederlands elftal mee te trainen. "Ik had iets van: effe van die tintelingen af zien te komen en ik ga weer hockeyen. Nou, dat viel dus vies tegen. Ik ben drie keer geweest, een beetje loopwerk gedaan en tussendoor even lekker met een balletje pielen. Nou, niet dus. Van binnen hoop je stiekem dat dat komt omdat je drie maanden geen stick hebt aangeraakt, maar daarmee hou je jezelf natuurlijk voor de gek. Het was frustrerend, maar ik kon het accepteren. Ik was allang blij dat ik weer bij de jongens was."
Zijn ambities zijn onverminderd groot, maar anders. "Als ik in gedachten verzonken ben, zie ik mezelf weer hockeyen, doelpunten maken. Terwijl ik me vorige maand nog in een rolstoel zag zitten. Zulke beelden probeer ik meteen te verbannen. Door alles wat ik heb meegemaakt, ben ik de sport enigszins gaan relativeren. Daarom kan ik er ook vrede mee hebben dat ik nu even niet bij het Nederlands elftal ben. Het is maar een Champions Trophy, en bovendien is het maar in Keulen. Was het een Europees kampioenschap geweest waar we ons hadden kunnen kwalificeren voor de Spelen van Athene of hadden we in Pakistan gespeeld, dan was het een stuk moeilijker te verteren. Het wereldkampioenschap in Kuala Lumpur was mijn eerste lekkere toernooi, maar er is nog zo veel dat ik mee wil maken. De Olympische Spelen zijn altijd mijn droom geweest, het was echt een vreselijke klap voor me toen ik als allerlaatste speler afviel voor Sydney. Eigenlijk is de Europa Cup 1 die ik vorig seizoen met Bloemendaal heb gewonnen mijn enige echte prijs."
Hij is veranderd, zo merkte hij de afgelopen weken. "Mijn leven staat volledig op zijn kop. Van nature ben ik heel rationeel, maar ik begin steeds emotioneler te worden. Dit ongeluk heeft gevoelens in me losgemaakt waarvan ik het bestaan niet eens wist. Ik ben een stuk milder geworden, gevoeliger ook. Het klinkt misschien dramatisch, maar ik realiseer me dagelijks hoe mooi het leven eigenlijk is. Met diezelfde instelling werk ik aan mijn terugkeer bij het Nederlands elftal. Ik laat alles op me afkomen. Als ik over een half jaar nog last van tintelingen heb, nou, pech gehad dan. Ik hoop in januari met het Nederlands elftal mee te kunnen op een oefentrip door Australië, maar lukt dat niet, dan ben ik daar niet kapot van. De Spelen van Athene, ook zoiets. Daar dúrf ik niet eens aan te denken. Ik moet niets, ik zal blij zijn als ik er straks daadwerkelijk sta. En als ik nooit van mijn leven meer kan hockeyen, pech gehad. Voor mij is hockey de belangrijkste onzin in het leven."