DEN HAAG - Artsen mogen niet meewerken aan het onder dwang voeden van een gedetineerde die vrijwillig en bij zijn volle verstand heeft besloten in hongerstaking te gaan. Dat valt op te maken uit een brief die de Inspectie voor de Gezondheidszorg deze week heeft gestuurd aan de artsenorganisatie KNMG.
Ook is de inspecteur-generaal prof. dr. Herre Kingma in de brief helder over de mogelijke invloed van een gevangenisdirecteur op het handelen van een arts: "Een arts dient zich niet in opdracht van derden zoals de directeur van een inrichting of onder druk van de publieke opinie te laten leiden tot bepaald handelen dat hij in strijd acht met zijn geweten. Hij dient te handelen op basis van een onafhankelijk, eigen professioneel oordeel."
Aanleiding voor de brief is de hongerstaking van Volkert van der G., de verdachte van de moord op Pim Fortuyn. Van der G. weigert sinds 12 juli voedsel uit protest tegen onder meer de aanwezigheid van een camera in zijn cel. Hij is inmiddels 54 dagen in hongerstaking. Volgens bronnen bij justitie maakt hij het nog redelijk goed.
Deskundigen verwachten dat het er de komende weken om zal spannen. Een normaal gevoede man kan het tachtig dagen volhouden maar de meeste hongerstakers gaan eerder dood aan lichamelijke complicaties. In de literatuur wordt een periode omschreven van 42 tot 79 dagen.
Minister Donner (Justitie) gaf eerder aan voldoende wettelijke mogelijkheden te zien hem desnoods onder dwang te voeden. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft in haar brief echter laten weten dat een arts een gedetineerde niet anders mag behandelen dan een vrij persoon.
Internationale verdragen en grondwettelijke regels laten volgens de Inspectie geen ruimte voor de gedwongen toediening van vocht en voedsel aan een gedetineerde die wilsbekwaam is en die vrijwillig, en doordrongen van de consequenties, heeft besloten niet meer te eten of te drinken. Uitgangspunt is respect voor de vrijheid om te beslissen vocht en voedsel te weigeren.
Een arts moet alleen tot behandeling overgaan als dat volgens hem noodzakelijk is om gevaar voor de gedetineerde of voor anderen af te wenden.