door Marianne Janssen AMSTERDAM - Pessimisme, wantrouwen en een hoge dosis financieel chagrijn bepaalden gisteren de toon van de redevoeringen die werden gehouden ter gelegenheid van de plechtige opening van het academisch jaar. De bestuurders van universiteiten tonen zich al zelden lachebekjes, maar dit jaar, onder een kabinet dat geen van hen vreugde baart, was de feeststemming helemaal ver te zoeken. Staatssecretaris Nijs (Onderwijs) zei bij de TU Delft: "Ik heb begrip voor uw boosheid", maar de universiteiten krijgen duidelijk liever geld dan begrip.
|
Staatssecretaris Nijs
|
Op de dag die de feestelijke start had moeten worden van de officiële invoering van de Bachelor-Master - oftewel BaMa-structuur, de internationale eenwording van de regie van het hoger onderwijs - dreigde de voorzitter van het college van bestuur dr. G.W. Noorda van de Vrije Universiteit zijn voormalig hoogleraar Balkenende dat deze "nog niet van ons af is".
Rector magnificus K. Dittrich van de Universiteit Maastricht vreesde dat "het kabinet-Balkenende weinig goeds voorspelt". De voorzitter van het college van bestuur van de TU Delft ir. G.J. van Luyk stelde boos dat "we met alle toegezegde bezuinigingen aan het eind van de rit (van het kabinet, red.) even ver zijn als vandaag, terwijl de rest van de wereld wel in kennis investeert".
Zowel de Technische Universiteit van Delft als van Twente hadden een van de nieuwe bewindsvrouwen als spreker op het katheder staan. Van hen, dat was helder, vielen geen sussende woorden te verwachten.
Minister Van der Hoeven (Onderwijs) gaf in Twente hoog op van de waarde van de kenniseconomie en de kennissamenleving en de bijdrage die de wetenschap aan verdere ontwikkeling daarvan kan leveren. Maar staatssecretaris Nijs, die het hoger onderwijs in haar portefeuille heeft, maakte duidelijk dat die toegevoegde waarde niet alleen niets extra's mocht kosten, maar zelfs diende te worden verkregen via het inleveren van geld.
"Het strategisch akkoord van dit kabinet bevat een bezuiniging op het hoger onderwijs van in totaal 143 miljoen euro", aldus Nijs. "Uit de reacties van de universiteiten klinkt verbijstering en woede, één luidde zelfs 'Nieuw kabinet breekt hoger onderwijs af'. Ik heb begrip voor uw boosheid. Maar met de aanvaarding van dit staatssecretariaat heb ik mij gecommitteerd aan het strategisch akkoord en dus aan de bezuinigingen."
Wel zegde de staatssecretaris toe de universiteiten de helpende hand te willen bieden bij de uitvoering van de bezuinigingen. Bijvoorbeeld door de huisvesting, die voor de onderwijsinstellingen een loden last vormt, op andere wijze te willen financieren. Maar desondanks: "We zullen door de zure appel heen moeten bijten."
Daarnaast hield Nijs de universiteiten ook voor toekomst te zien voor 'collegegeld-differentiatie', naar programma wisselende collegegeldtarieven en selectie aan de poort, waarbij de eisen voor binnenkomende studenten worden opgeschroefd. Daarmee zou het hoge en geldvretende aantal van circa 30 procent afvallers tijdens de studie kunnen worden verlaagd. Voordat het zover is, zal het kabinet een onderzoek laten uitvoeren dat zich over verschillende departementen uitstrekt.
De studenten ten slotte, om wie het hele hoger onderwijs draait, lopen, aldus Nijs "tegen de grenzen van de studiefinanciering op". Daarom zal een commissie zich beraden over een nieuw stelsel van studiefinanciering. Het moet moderner worden, meer toegespeeld op internationale mobiliteit, op verschil in studieprogramma's en flexibilisering in het hoger onderwijs. Dat zo'n operatie kabinetten overstijgt, hebben de vorige wijzigingen bewezen.
"Tom Poes, verzin een list", verzuchtte Van Luyk van de TU Delft met gevoel voor dramatiek. Nijs hoeft niets meer te verzinnen. Ze legt haar listen op tafel.