door Harry Blom AMERSFOORT - "Ik was geen mens. Ik leefde als een dier." Met een bijna zichtbaar gevoel van walging neemt de Cambodjaan Meng Kov (22) afstand van zijn verleden als zwerfkind in de straten van Phnom Penh. Zes jaar lang schooierde hij er zijn kostje bij elkaar, stal alles wat los en vast zat en maakte zich alleen maar zorgen over de dag van vandaag. Nu hij zich aan die periode van zijn leven heeft ontworsteld, ontfermt hij zich over kinderen die hetzelfde lot beschoren lijkt.

|
Meng Kov (l) en zijn kameraad Sophanna Deum.
|
Als oudste kind in een gezin van vier kinderen en wonend op het platteland had Meng Kov het bijna vanzelfsprekende ongeluk arm te zijn. "Mijn vader en moeder hadden altijd ruzie. Dat kwam voornamelijk omdat vader te veel dronk. Ik moest er al vroeg op uit: ik werkte op het land en verdiende bij met visvangst. Mijn ouders hielden niet van onderwijs." Het gaat over een kind van vier jaar...
"Een dag hadden mijn ouders zo'n ruzie dat pa, in een dronken bui, het huis afbrandde. Ons paard kwam hierbij om. Mijn twee zusters gingen met ma mee, mijn broer trok in bij de buren. Ik voelde mij oud genoeg - ik was elf - en ging naar de stad, waar ik bedelde voor de kost.
Daar kwam ik in contact met een man. Hij beloofde mij nieuwe kleren en zo. Ik heb een maand bij hem geleefd. Ik moest het huis schoon houden, de was doen en, net als thuis, vis vangen. Het geld dat hij had, gebruikte hij voor gokken en drinken. Ik kreeg niets, ook geen eten."
Meng Kov laat zich niet uit over de relatie met de man, maar vertelt wel dat kinderen in zijn positie een willig slachtoffer zijn voor volwassenen die seks willen. "Ik werd ziek, maar het kon niemand wat schelen. Ik verliet de man, trok naar het centrum van Phnom Penh en ontmoette daar lotgenoten. We vormden een groepje van vijf. Als we geld hadden, gaven we het uit aan drank."
Via een vrouw kwam Meng Kov in contact met een opvangcentrum voor kinderen van de hulpverleningsorganisatie World Vision. Het is dezelfde organisatie die hem en zijn even oude kameraad Sophanna Deum een springplank naar een betere toekomst heeft geboden en het tweetal voor een bezoek naar Nederland heeft gehaald.
"Ik geloofde die vrouw eerst niet. Ik ging zelf kijken in het kindercentrum en zag dat ze daar goed verzorgd waren en goede kleding droegen. Er waren ook een paar oude vrienden, die mij vroegen of ik er bij kwam. Ik was toen 13 en vol wantrouwen."
Meng Kov had geluk. Maar het meest pregnante is, dat hij direct probeerde zijn familie erbij te betrekken. "We vonden al spoedig mijn moeder, mijn twee zussen en mijn broer. We zitten nu samen in zaken en ik probeer een huis voor ons allen te kopen".
Nu heeft hij cursussen gevolgd, doet de middelbare school en geeft met zijn vriend Sophanna les aan de volgende generatie straatkinderen.