door Patrick Buis TOKIO - Japanse en Noord-Koreaanse functionarissen hebben gisteren in de Noord-Koreaanse hoofdstad Pjongjang gesproken over de vermeende ontvoering van elf Japanners in de periode tussen 1977 en 1983 door Noord-Koreaanse geheimagenten.
De kwestie is vanwege het humanitaire aspect één van de grote struikelblokken die een normalisatie van de betrekkingen tussen de twee landen in de weg staat. Een eerdere poging de zaak tot een goed einde te brengen, strandde toen besprekingen over verbetering van de bilaterale betrekkingen in oktober 2000 door Noord-Korea werden afgebroken. Een jaar later staakte Pjongjang zonder opgaaf van reden de zoektocht naar de vermisten.
Japan heeft altijd het vermoeden gehad dat ze waren ontvoerd door Noord-Korea en werden gedwongen spion te worden. Noord-Korea ontkent dit en spreekt van vermisten.
"Ditmaal wordt er gezocht via het bevolkingsregister", aldus een Japanse functionaris na de 30 minuten durende ontmoeting. "Het is een begin." De vastberadenheid waarmee de achtergebleven familieleden en geliefden hun jarenlange zoektocht voortzetten, noopt Tokio tot deze nieuwe poging de zaak tot een goed einde te brengen.
Toen op 13 april Toshika Chimura, de moeder van de in 1978 verdwenen Yasushi Chimura, op 75-jarige leeftijd overleed, leefde het hele land met de familie mee. Twee jaar na de vermeende ontvoering van haar zoon was de vrouw getroffen door een beroerte en was zij voor de rest van haar leven aan bed gekluisterd.
Yasushi werd met zijn verloofde in juli 1978 voor het laatst gezien op het strand van Obama, aan de Japanse westkust.
Afgelopen maart werd de zaak nieuw leven ingeblazen door een getuigenverklaring van een ex-echtgenote van een lid van de Rode Leger, een Japanse radicale groepering die in 1970 een JAL-vliegtuig kaapte naar Pjongjang. De vrouw, Megumi Yao, verklaarde betrokken te zijn geweest bij de ontvoering van Keiko Arimoto, die sinds 1983 wordt vermist. Het toen 23-jarige meisje werd volgens haar in Europa ontvoerd als huwelijkskandidaat voor één van de ontvoerde mannen.
Niet alleen kon er door deze verklaring een elfde naam aan de lijst worden toegevoegd, zij onderbouwde wat Tokio al die tijd had vermoed: directe betrokkenheid van Noord-Korea. De vrouw identificeerde de Noord-Koreaanse diplomaat Kim Yo Cho als medeplichtige.
Daarnaast ontving de familie van het meisje in 1988 een foto van haar. Daarop staat de inmiddels volwassen Arimoto met een kind op haar arm tussen twee mannen, de zoon van de onbekende afzender en Kaoru Matsuki. Matsuki verdween op 19-jarige leeftijd in 1980 tijdens een rondreis door Europa. Mr I, de onbekende man op de foto, schreef dat hij, Arimoto en Matsuki gezamenlijk in Pjongjang wonen. Matsuki's ouders proberen hun zoon ook op de officiële lijst van slachtoffers te krijgen.