door Hans Kuitert PRAAG - De overstromingen in Midden-Europa leren andermaal een harde les. Zodra de mens aan de loop van rivieren en aan hun natuurlijke uitloopgebieden gaat morren, gaat het zeker mis, zoals nu. Overvloedige regenval veroorzaakt een enorme schade, bedreiging van cultuurschatten en verlies aan mensenlevens, die beperkt had kunnen blijven.
Rivieren, de afvloeibekkens van smelt- en regenwater moeten de ruimte krijgen maar hebben dat in toenemende mate niet meer door menselijk ingrijpen. Hoogwater kan zich niet meer over uiterwaarden een weg zoeken, zijriviertjes in onbewoonde gebieden overstromen of meren vullen.
In de hoger gelegen gebieden in Midden-Europa heeft roofbouw in bosgebieden de natuurlijke opvang van regenwater in de grond bovendien sterk verminderd. Meer regenwater dan nodig is, plenst in de rivieren. Die kunnen door menselijk ingrijpen in de afgelopen eeuw deze stortvloed niet meer aan.
Nederland, met zijn uiterwaarden en polders, heeft zeker na de overstromingen in het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw, een duidelijk plan welke gebieden zonder problemen onder water mogen komen staan, zodat de wateroverlast in de riviersteden kan worden verhinderd.
Tsjechië, met belangrijke rivieren als de Elbe en de Moldau, was met hulp van Nederlandse ingenieurs begonnen met een dergelijk waterbeheersingssysteem. Helaas was het plan nog niet ten uitvoer gebracht, iets dat nu zeker zal gebeuren. Daarbij gaat het in feite om het herstellen van een oud waterbeheersingssysteem, dat vooral in de laatste anderhalve eeuw naar de knoppen is geholpen.
Natuurlijke reservoirs, ooit gevormd door een groot stelsel van riviertjes, kwamen uit op de grote Tsjechische rivieren, die verder stromen naar de Donau of naar de Elbe. Die zijtakken werden afgesloten, de rivieren werden deels voor de scheepvaart gekanaliseerd. Tijdens de communistische tijd werden er bovendien grote stuwdammen aangelegd. Door ongecontroleerde stort in de rivieren slibden de rivieren verder dicht.
Kortom, de beschikbare ruimte voor het water werd alsmaar verminderd. Bij hoge waterstanden konden de rivieren niet meer in de breedte uitdijen met alle gevolgen van dien. Ook kroop de bebouwing, ook van fabriekscomplexen, steeds dichter naar de oevers van de rivieren.
Tsjechië had al vele decennia weinig last van extreme wateroverlast, wat de autoriteiten - zeker tijdens het communistisch bewind - ertoe bracht dicht aan de rivieren te bouwen. Wat in Tsjechië gebeurt, is ook elders in Europa schering en inslag. Hoge waterstanden zijn periodiek niet te vermijden, maar de gevolgen ervan wel.
Zo had een fabriek in pesticiden nooit gebouwd mogen worden in een uitstroomgebied van de Elbe ten noorden van Praag. Deze Spolana-fabriek bij Neratovice produceerde tot 1968 dioxinen, een van de meest gevaarlijke gifstoffen die moeilijk afbreekbaar zijn. In dat jaar werd de fabriek gesloten en in beton ingepakt. Greenpeace Tsjechië vreest dat het hoge water nu toch delen van in stalen containers opgeslagen dioxine heeft meegevoerd en zeker de tonnen kwik die in de grond van het fabrieksterrein terecht is gekomen.
In de toekomstige EU-lidstaten van het voormalig communistische Oost-Europa wemelt het, vooral aan de rand van de grote steden, van goeddeels in onbruik geraakte fabrieken, die meestal zijn gebouwd op industrieterreinen langs de rivieren.
Niet al die fabrieken hebben gevaarlijke stoffen geproduceerd. Maar omdat men het in de communistische tijd niet zo nauw nam met de milieueisen liggen ze wel op zwaar vervuilde grond. Bij overstromingen komt deze vervuilde grond gemakkelijk in de rivieren.
Als overal in Europa groeiden ook de riviersteden. Veel woonwijken en industrie- of zakencomplexen zijn aan de oevers gebouwd. Die bebouwde oevers zijn nu de trechters die het teveel aan water niet aankunnen, zoals in steden als Praag en Dresden deze week duidelijk is geworden.