door Eric de Brouwer ROTTERDAM - De bewijzen die het openbaar ministerie tot dusverre tegen drie vermeende Algerijnse terroristen heeft verzameld, zijn flinterdun. Dat betoogden de advocaten van de 39-jarige Amar O., de 21-jarige Darem M. en de 30-jarige Taher B. gisteren voor de rechtbank in Rotterdam.
De drie Algerijnen, die april jl. in Eindhoven en Bergen op Zoom werden gearresteerd, worden door het OM verdacht van lidmaatschap van de gewelddadige terroristische groepering Groupe Salafiste pour la Prédication et le Combat, die verantwoordelijk wordt gehouden voor aanslagen binnen en buiten Algerije.
Het drietal zou volgens het landelijk parket, dat het onderzoek naar terrorisme onder zijn hoede heeft, steun hebben gegeven aan de internationale jihad, de gewapende strijd tegen vijanden van de islam. De Algerijnen zouden reis- en identiteitsbewijzen voor jihad-strijders hebben vervalst. Ze worden ook verdacht van drugs- en mensensmokkel en van illegaal wapenbezit.
"Mijn cliënt Taher B. heeft inderdaad toegegeven dat hij identiteitsdocumenten heeft vervalst en heeft gesjoemeld met sofi-nummers", aldus advocaat mr. Schadd. "Hij is illegaal in ons land en wilde zijn landgenoten die ook naar Nederland kwamen aan werk helpen. Ik typeer hem dan ook als iemand die hier als illegaal zijn brood probeerde te verdienen. Een terrorist is hij absoluut niet."
Voor wat betreft de twee andere Algerijnen berusten de verdenkingen op 'drijfzand', zo voerden de raadsmannen mr. Dassen en mr. Mul aan. "Het OM heeft nog geen spatje bewijs kunnen vinden en zoekt nog altijd naar dingen die er helemaal niet zijn."
Officier van justitie mr. Valente gaf de rechtbank te kennen nog wat meer tijd nodig te hebben om het onderzoek af te kunnen ronden. "Het gaat hier om een buitengewoon ingewikkelde zaak. Het onderzoek loopt traag.''De Rotterdamse rechtbank besloot de zaak tegen de vermeende Algerijnse terroristen voor maximaal drie maanden aan te houden.