AMSTERDAM - Nadat het idee van een basisverzekering in 1987 al de kop opstak, ziet het er nu naar uit dat dit in 2005 eindelijk een feit is. Alhoewel door de LPF, het CDA en de VVD als een grote doorbraak gepresenteerd, verandert de nieuwe verzekering niets aan de bekende problemen in de zorg.
|
Niet de financiering maar het personeelstekort is het grote probleem van de Nederlandse gezondheidszorg.
|
De nieuwe verzekering maakt een einde aan het onderscheid tussen particulier en ziekenfondsverzekerden. Gekozen is voor een gelijke of nominale premie om de stijgende kosten in de zorg - die nu ruim €40 miljard bedragen - binnen de perken te houden. Maar kritische deskundigen zetten grote vraagtekens bij de kostenbeheersing en vrezen bovendien de vorming van een nieuwe papierberg.
Dat de basisverzekering een einde moest maken aan het verschil tussen particulier en ziekenfondsverzekerden, daar was iedereen het vrij snel over eens. Het systeem waarin mensen met een lager inkomen een andere ziektekostenverzekering hebben dan mensen die boven een bepaalde loongrens zitten, wordt in brede politieke kring als achterhaald beschouwd. Het debat ging vooral over de vraag met wat voor soort premie - nominaal of inkomensafhankelijk - de verzekering zou worden gefinancierd.
De LPF, het CDA en de VVD hebben deze week de knoop doorgehakt, en bepaald dat een nominale premie de beste oplossing is. In de nieuwe verzekering betaalt iedereen een vast bedrag van gemiddeld €1600 per jaar voor een vast pakket dat iets minder bevat dan het huidige ziekenfondspakket. De helft daarvan hoest de werkgever op.
Met een nominale premie voor de basisverzekering komt er meer concurrentie tussen de zorgverzekeraars, zo is de achterliggende gedachte. Immers, een verzekeraar heeft bij min of meer gelijke premies een prikkel om zo goedkoop mogelijk zorg in te kopen. Eventuele inkoopvoordelen kunnen ook worden gebruikt om extra klanten te lokken met lagere eigen risico's en aantrekkelijke aanvullende pakketten. Ontwikkelingen die zorgaanbieders dwingen om zo efficiënt mogelijk te werken waardoor de zo vurig gewenste kostenbeheersing een feit wordt.
Tot zover de theorie. Volgens Flip de Kam, hoogleraar economie en co-auteur van het boek 'De zorg van Nederland' zal van kostenbeheersing geen sprake zijn. ""Door een tekort aan artsen en verpleegkundigen hebben de zorgverzekeraars weinig te kiezen", legt De Kam uit. "De schaarste zorgt er voor dat de instellingen geen noodzaak hebben efficiënter te werken. Van kostenbeheersing is geen sprake."
Beleidsmedewerker Pieter Vos van de Raad voor de Volksgezondheid (RVZ) vindt dat er meer aan de aanbodkant moet worden gedaan in plaats van de nadruk te leggen op de financiering. "Laat nieuwe aanbieders als privé-klinieken makkelijker tot de markt toetreden.''
Volgens Lense Koopmans, hoogleraar economie van de gezondheidszorg aan de Rijksuniversiteit van Groningen, is de zorg geen stap geholpen met de basisverzekering. "Laat ze meer urgente zaken oplossen en niet de bliksemse boel overhoop halen", zegt hij. "Doe iets aan het personeelstekort want daar liggen de echte problemen."
En dan is er nog de bureaucratie. Politiek, verzekeraars, patiënten en zorgaanbieders hekelen zonder uitzondering de administratieve rompslomp. Maar met de keuze voor een nominale premie dreigt de papierberg juist hoger te worden.
Afgesproken is namelijk dat niemand meer dan een bepaald percentage van zijn inkomen aan de zorg besteedt. Voor alleenstanden is dat 2,5%, voor een gezin 5%. Iedereen die met de nieuwe premie meer kwijt is kan rekenen op een subsidie van de overheid.
Hoogleraar De Kam voorspelt met die nieuwe subsidie een enorme papierstroom. "Zo'n 500.000 mensen hebben in het nieuwe stelsel recht op compensatie", schat hij in. "Dit betekent dat duizenden ambtenaren zich moeten gaan ontfermen over de in te vullen en ingevulde formulieren. Op die administratieve rompslomp zit niemand te wachten."