WASHINGTON - De Israëlische premier, Ariel Sjaron, is gisteren een nieuwe ronde overleg met Amerikaanse leiders begonnen, terwijl zijn troepen een operatie van aanzienlijke omvang uitvoerden in Tulkarem, Jaba, en Ramallah, het hoofdkwartier van Jasser Arafat.
Het Witte Huis deelde gisteren slechts een formele tik op de vingers uit, door Sjaron er aan te herinneren dat dergelijke acties op langere termijn een nadelig gevolg kunnen hebben op het vredesproces in het Midden-Oosten.
Maar, voegde Witte Huiswoordvoerder Ari Fleischer daar aan toe, "Wij hebben begrepen dat de operatie van korte duur zal zijn en gericht is op een specifiek doel: terroristen."
De Palestijnse minister van Voorlichting, Jasser Abed Rabbo, concludeerde uit de samenloop van de twee gebeurtenissen dat "de Amerikaanse regering deze operatie en de bezetting steunt". Tekenend voor Washingtons sympathie lijkt te zijn dat Sjaron nu al voor de zesde maal als regeringsleider met Bush praat, terwijl in die tijd Arafat nog geen enkele maal is ontvangen.
In Ramallah werd gezegd dat de Israëlische inval, met ruim een dozijn pantservoertuigen, aan een Palestijnse agent het leven had gekost, maar dat Arafat niet ingesloten raakte in zijn hoofdkwartier, zoals vorige week. Wel werd gisteren de presentatie van een nieuwe, afgeslankt Palestijnse regering uitgesteld. Arafat had gehoopt dat hij met deze daad, en met de bundeling van de veiligheidstaken in één persoon, minister van Binnenlandse Zaken generaal Abdelrazak al-Jahja, de goedkeuring van tenminste Washington zou verwerven.
President Bush laat niet na Arafat te verwijten, dat hij te weinig doet aan bestrijding van de terreur, waartegen de Palestijn aanvoert dat de regelmatige stroom Israëlische invallen op Palestijns grondgebied een Palestijns optreden tegen de terreur van extremisten alleen maar bemoeilijkt.
(Reuters)