door Hans Kuitert KABOEL - De krijgsheren van Afghanistan zijn weer in opmars. Ditmaal hebben ze hun legers thuisgehouden, maar nog bepaald niet ontmanteld. Per slot van rekening worden ze angstvallig in de gaten gehouden door de Amerikanen. Zolang die er zijn, houden ze hun kruit min of meer droog.
|
In de Afghaanse plaats Pasjta Dolwat laten twee mannen hun stembiljet voor de Loya Jirga zien. (Foto: AP)
|
Opportunistisch als ze zijn, doen ze in het openbaar netjes mee met de door het Westen aangezwengelde democratiseringsproces, om achter de schermen iedere poging te dwarsbomen Afghanistan te moderniseren en te democratiseren.
Volgende week is de eerste grote test. Vanaf dinsdag komen de 1501 uitverkoren Afghanen bijeen om een regering te kiezen die het na 23 jaar oorlog afgebrande land over twee jaar naar democratie moet stuwen. Het woord 'democratie' komt niet voor in de vocabulaire van dit gezelschap krijgsheren, clankoninkjes en drugssmokkelaars.
Ze willen hun regionaal afgebakende macht niet opgeven. In hun gebieden beschikken al die potentaatjes over een eigen leger. Nu er vrede doemt in Afghanistan willen ze terug naar de tijd dat er in Kaboel een slaperige regering zetelde, die hen geen strobreed in de weg legde. En de Loya Jirga biedt hen de gelegenheid die agenda te dicteren.
En daarom zijn ze de afgelopen maanden steeds naar Kaboel gekomen om valse steunbetuigingen af te leveren aan het adres van interim-premier Hamid Karzai, de marionet die Washington naar Kaboel heeft gedirigeerd. Om vervolgens in hun eigen rijkjes kandidaten voor de Loya Jirga om te kopen, te bedreigen, te manipuleren en, zoals in acht gevallen is gebeurd, te doden.
Het meest sprekend is de Oezbeekse generaal Abdul Rashid Dostum, een man die in de afgelopen twintig jaar vaker van kamp is gewisseld dat een stervoetballer ooit aan transfers op zijn naam kan krijgen. Een opportunist van het zuiverste water, die zijn balken en sterren nu heeft verruild voor een te krap zittend burgerkostuum. En zich daarbij het dito taalgebruik heeft aangemeten. In plaats van zijn tegenstanders, in dit geval alle niet-Oezbeken van Afghanistan met zijn 7000 man sterke hardvochtige leger te bestrijden, doet hij het nu met een steeds diplomatieker tong.
En hij niet alleen, ook anderen zoals de Tajik Ismail Khan in Herat - met 15.000 man goed voor het grootste privé-leger - banen zich een weg naar de macht, door Karzai en ex-koning Zahir Shah stroop om de mond te smeren. Om, net als Dostum, thuis alle registers open te trekken om te verhinderen dat er tegen hun belangen wordt gestemd.
Naast het veilig stellen van hun 'economische' belangen, het redden van hun eer, hebben de krijgsheren de nodige oude rekeningen te vereffenen. Nu dat van de Amerikaanse toezichthouders (even) niet met geweld mag, doen ze ook dat via de Loya Jirga. Dat oude zeer heeft te maken met de balans tussen de etnische groepen.
De VN bewijst zijn naïviteit in het Afghaanse treurspel. "De krijgsheren hebben enorme belangstelling voor de Loya Jirga. Dat is een teken dat zij bereid zijn de wapens neer te leggen."