DEN HAAG - Gisteren namen 83 van de 150 volksvertegenwoordigers al dan niet gedwongen afscheid van hun blauwe stoel in de Tweede Kamer. 'Oude rotten' en 'jong talent' door elkaar. De meesten zijn echter nog te jong voor een plek achter de geraniums en gaan druk op zoek naar een nieuwe baan. De wachtgeldregeling geeft wat rust om te zoeken, maar wie zit er te wachten op een oud-politicus?
"Ik ga niet terug naar MKB Nederland. Dat heb ik ze al laten weten. Je moet toch een beetje vooruit", zegt VVD-Kamerlid Thijs Udo (48) over zijn vorige werkgever. Udo wist al dat zijn politieke loopbaan na vier jaar voorbij was toen hij begin dit jaar door het VVD-congres op de hopeloze 57ste plaats voor de verkiezingen werd gezet. Hij heeft zich kort daarna gemeld bij enkele headhunters, maar nog zonder succes.
"Ik ben een allround politicus, breed georiënteerd en ik kan veel andere dingen", klinkt het weinig bescheiden. "Ik ga solliciteren op basis van mijn eigen deskundigheid en ervaring. Het wordt het openbaar bestuur of het bedrijfsleven", stelt Udo gedecideerd. "Maar verder ben ik natuurlijk VVD'er", voegt hij er met een veelbetekenende lach aan toe.
Netwerk
Voorheen kon iedere gesjeesde politicus nog wel een ander baantje krijgen zoals burgemeester, commissaris der Koningin of voorzitter van een organisatie in het maatschappelijke middenveld. De vraag is echter of oud-politici sinds de wervelstorm die over het Binnenhof is getrokken nog wel kunnen vertrouwen op het zogenoemde old-boys-network.
"Nee", zegt Jeroen Dijsselbloem (36) gedecideerd. De oud-Landbouwambtenaar behoort tot de generatie jonge en veelbelovende Kamerleden, maar als nummer 31 op de PvdA-lijst is hij totaal onverwacht buiten de boot gevallen. "We moeten af van die baantjesmolen. Dat is niet meer van deze tijd. Maar je ziet dat de nieuwkomers die zoveel kritiek hebben zich er al aan bezondigen, want ik hoorde makelaar Harry Mens zeggen op televisie dat Pim Fortuyn hem een baantje in de Eerste Kamer had beloofd."
Dijsselbloem is vrij nuchter onder de nieuwe situatie. "Ik ga mij eerst bemoeien met de toekomst van de PvdA, dan neem ik een lange vakantie en daarna beslis ik of ik ga wachten tot er voor mij een Kamerzetel vrijkomt of dat ik ga solliciteren." Hij is er van overtuigd een nieuwe baan te kunnen vinden. "Als je op je 50ste na 12 jaar de Kamer verlaat wordt het misschien best lastig, hoewel zo iemand een uitstekend bestuurslid kan zijn. Maar als ik zie hoeveel aanbiedingen mijn collega Staf Depla al heeft gehad, komt het best goed."
Pieter Jan Biesheuvel (52) heeft 16 jaar in de Kamer gezeten voor het CDA en vond het welletjes. Hij is vanaf vandaag al weer druk in de weer met andere dingen. "Ik word voorzitter van het Bedrijfschap Horeca, van de Vereniging Nederlandse Autoleasebedrijven en van het Platform Maatschappelijke Opvang in Den Haag. Dus al met al ben ik zo'n 3,5 dag per week bezig", constateert Biesheuvel tevreden.
Klap
Voor een andere oudgediende Eimert van Middelkoop (53) van de ChristenUnie zijn de druiven erg zuur. Hij viel onverwacht uit de boot, na een leven van 28 jaar op het Binnenhof als medewerker en Kamerlid, toen hij op voorkeurstemmen werd gepasseerd door de nieuwelinge Tineke Huizinga. De klap dreunt nog steeds na. "Pas de dag voor de verkiezingen zei ik tegen mijn vrouw: 'reken er op dat het met mij fout kan gaan'. Ik heb dit nooit zien aankomen." Warme woorden van premier Wim Kok boden enige troost. "Dat doet je goed, dan heb ik het niet voor niks gedaan, maar het blijft jammer", klinkt het treurig. Van Middelkoop heeft nog geen idee over zijn toekomst. "Ik kom wel weer boven, maar voorlopig ga ik rust nemen. Daar heb ik recht op."
Oud-PvdA-Kamerlid en tegenwoordig headhunter voor de Human Capital Group Marjet van Zuijlen is in het algemeen niet erg optimistisch over de kansen voor de Kamerleden. "Het zijn er veel tegelijk. Veel hangt af van de individuele kwaliteiten en persoonlijkheid. Wie voor de Kamer relevante, bijvoorbeeld leidinggevende ervaring heeft opgedaan, is in het voordeel. Maar volksvertegenwoordigers zoeken het vrij hoog in een nieuwe baan omdat zij toch het hoogst haalbare in het openbaar bestuur hebben bereikt. De ervaring leert echter dat dit voor de meesten niet is weggelegd. Zij moeten doorgaans bereid zijn financieel een stapje terug te doen."