|
Sylvester Eijffinger, hoogleraar economie aan de Katholieke Universiteit Brabant.
|
TILBURG - De formatiebesprekingen over een nieuw kabinet vinden plaats onder een slecht economisch gesternte. Een dalende uitvoer en mondjesmaat groeiende consumptieve uitgaven hebben de economische motor al drie kwartalen achtereen stilgelegd. Sylvester Eijffinger, hoogleraar economie aan de Katholieke Universiteit Brabant, ziet voor een nieuw kabinet een uitgelezen kans om het mes in de overheidssector te zetten. "Als het aantal rijksambtenaren met 10% afneemt, dan neemt de economische groei toe. Daar ben ik 100% zeker van."
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maakte gisteren weinig opwekkende cijfers bekend.
Zowel ten opzichte van het vierde kwartaal als het eerste kwartaal van vorig jaar is er geen sprake van economische groei; de slechtste prestatie van de Nederlandse economie sinds begin 1993. Van een recessie (twee of meer opeenvolgende kwartalen krimp) kan nog nét niet gesproken worden. "De foutmarge is zeker 0,1%", aldus CBS-medewerker Michiel Vergeer. "Dus we spreken pas van krimp bij een volumedaling van 0,2% of meer."
De oorzaken zijn bekend: de wereldwijde economische teruggang heeft de jarenlange exportgroei doen omslaan in een daling, terwijl de consument zijn uitgaven beduidend minder opschroeft dan in voorgaande jaren. Gedaalde aandelenkoersen, stagnerende huizenprijzen en waarschijnlijk ook de stroom aan bedrijfsreorganisaties hebben het consumentenvertrouwen naar het laagste niveau in acht jaar gedrukt.
Volgens Eijffinger speelt ook politieke onzekerheid een rol. "De welvaart van de afgelopen jaren is voor een deel gedragen door de stijging van huizenprijzen, waardoor mensen zich in elk geval rijk voelen. Die prijzen blijven op peil, tenzij er wordt gemorreld aan de aftrekbaarheid aan de hypotheekrente. Dat zou zeker in het huidige klimaat desastreuze effecten hebben. De jonge generatie heeft zich tot aan de nek in de schulden gestoken. De overheid moet een betrouwbare partner zijn. Hier mag geen enkele onzekerheid over zijn."
Opvallend is dat de overheidsconsumptie in het eerste kwartaal met 2,1% (ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder) nog een redelijke groei vertoont, al was de toename in de kwartalen daarvoor hoger. Een beleid dat geheel in overeenstemming lijkt met de visie van de vermaarde Britse econoom John Maynard Keynes, die ervoor pleitte dat de overheid in magere tijden de uitgaven vergroot om zo het vliegwiel van de economie op gang te houden.
Eijffinger moet er helemaal niets van hebben. "Dat de overheidsconsumptie harder groeit dan de particuliere bestedingen en de investeringen is een hele slechte zaak. Ten eerste is het een belasting voor de particuliere sector; die groei zal uiteindelijk toch betaald moeten worden. Ten tweede betekent het dat er teveel ambtenaren komen. Dat heeft op zichzelf al een negatief effect op de economische groei. De wirwar aan bouwvergunningen is een mooi voorbeeld. Hoe lang duurt het wel niet totdat ergens het groene licht voor wordt gegeven? Meer ambtenaren leidt tot wat de Amerikanen red tape noemen: overregulering en daardoor trage besluitvormingsprocessen. Contraproductieve, welhaast Zuid-Europese toestanden. Juist in deze tijd van teruglopende economische groei moeten we daar op letten."
Het "gratis advies aan de informateur" is even duidelijk als ingrijpend: het overheidsapparaat moet drastisch worden afgeslankt. "Ik heb het dan níet over verpleegsters en leraren", benadrukt Eijffinger. "Maar wel over de ambtenaren bij ministeries, provincies en gemeenten. De ministeries van Financiën en Algemene Zaken vormen de gunstige uitzonderingen. Die zijn wel lean and mean, daar wordt wel hard gewerkt. Maar door de andere departementen moet de bezem gehaald worden. Je ziet het overtollige vet in allerlei zaken, zoals denktanks en adviseurs waar niemand op zit te wachten. En dan zo'n loonaanbod van Klaas de Vries (demissionair minister van Binnenlandse Zaken, red.) voor de rijksambtenaren, ruim 4% in een jaar. Veel te veel, en dan ook nog zonder er prestatievoorwaarden aan te verbinden."
Het zou een gemiste kans zijn de reorganisatie van de rijksoverheid niet in een regeerakkoord op te nemen, vindt de hoogleraar. "Er is altijd een kartel geweest van politici en ambtenaren, waardoor het er niet van gekomen is. Het zal enorme weerstanden oproepen, dus moet je sterke ministers hebben."
Volgens het CBS telde Nederland in 2000 734.000 ambtenaren (NB: de zorgsector zit hier niet bij): 69.000 bij defensie, 304.000 bij onderwijsinstellingen en 360.000 bij het overheidsbestuur (ambtenaren bij ministeries, provincies en gemeenten, maar ook werknemers bij sociale fondsen, politie-agenten en gevangenispersoneel). Vorig jaar telde de overheid 753.000 werknemers (nog geen opsplitsing beschikbaar), een stijging die zowel op het conto van het onderwijs als het overheidsbestuur kon worden geschreven. In 1997 was dat nog 700.000. In 1995 (704.000) en 1996 (698.000) was van een lichte daling sprake, volgens het CBS grotendeels veroorzaakt door de afschaffing van de dienstplicht.
De grafiek laat zien dat de 'ambtenarij' als percentage van de beroepsbevolking haar hoogtepunt in het begin van de jaren tachtig beleefde. Daarna daalde het aandeel door de privatisering (100.000 werknemers werden door de privatisering van de PTT ambtenaar-af), en de sterke groei van het aantal banen in de marktsector.
Zie ook T51.