AMSTERDAM - De Nederlandse overheid heeft na de oorlog zo veel mogelijk geld proberen te verdienen aan de gevolgen van de holocaust. De PvdA-minister van Financiën, mr.dr.Pieter Lieftinck, zette in de naoorlogse jaren alles op alles om van de ongeveer 30.000 joodse overlevenden van de holocaust via de Belastingdienst zo veel mogelijk successierechten op erfenissen te incasseren.
Het optreden tegenover de overlevenden van de Duitse vernietigingskampen en de van hun onderduik-adressen teruggekeerde joden was niet alleen kil en bureaucratisch, maar op veel punten medogenloos. Tot die conclusie komen de Groningse emeritus hoogleraar geschiedenis prof.dr. Isaac Lipschits in zijn dit weekeinde verschenen bundel De kleine Shoa en de historicus Gerard Aalders van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie NIOD in zijn studie Berooid dat vandaag wordt gepresenteerd.
Voor de Friese domineeszoon Lieftinck had de wederopbouw van Nederland de hoogste prioriteit. De rechten van joodse oorlogslachtoffers werden daaraan moeiteloos opgeofferd, zo stellen de twee historici vast.
|
De Nederlandse overheid heeft na de oorlog zo veel mogelijk geld proberen te verdienen aan de gevolgen van de holocaust. (Foto: rechtenvrij)
|
Lieftinck blokkeerde daarom , de in andere Europese landen gehanteerde regeling, om een algemene sterfdatum op 7 mei 1945 voor alle tijdens de oorlog omgekomen joden vast te stellen. In plaats daarvan liet hij een joodse ambtenaar van de belastingdienst uitzoeken hoe de schatkist het meest kon worden gespekt door het achterhalen van de sterfdata van individuele slachtoffers. Een regeling,die een opeenstapeling van successierechten van naar schatting 35 miljoen gulden - 350 miljoen naar de huidige koers - opleverde.
Een poging van Lieftinck om het Joodse erfrecht tot de tweede generatie te beperken stuitte op verzet van de minister van Justitie. De PvdA-minister van Financiën kreeg het echter wel voor elkaar om vier dagen voor de beeindiging van het noodrecht het wetsbesluit F272 uit te vaardigen waardoor voor voormalige joodse effectenbezitters de omgekeerde bewijslast van kracht werd. Deze samen met de voorzitter van de Vereniging voor de Effectenhandel getroffen regeling maakte het voor de gedupeerden vrijwel onmogelijk om hun aandelen terug te krijgen.
Overigens profiteerden tal van instanties van de jodenvervolging. Prof. Lipschits ontdekte in archieven nota's van de Nederlandse Spoorwegen, die het vervoer van Joden in veewagens naar Westerbork in rekening brachten. Deze kosten werden evenals de nota's van energiebedrijven voor de levering van gas aan joodse families, die al lang in Auschwitz waren omgebracht, betaald met de geroofde Joodse Liro-gelden.
En als gevolg van het ongeldig verklaren van Duitse wetten, werden Joodse vluchtelingen uit Duitsland, die voor de oorlog naar Nederland waren uitgeweken van statenloos weer Duitsers. Het Militair Gezag liet teruggekeerde overlevenden uit het concentratiekamp Bergen Belsen tegenhouden bij de grens en zonder pardon samen met NSB'ers opsluiten in het interneringskamp 'Voor galg en rad' in het Zuidlimburgse Vilt. 'De logica van een waanzinnige' aldus prof. Lipschits.