LONDEN - De Bank of England wordt alsnog aangeklaagd wegens haar rol bij de ondergang van de malafide bank BCCI in 1991. Dat kan de Britse centrale bank komen te staan op het betalen van een schadevergoeding van omgerekend 3,5 miljard en een flinke beschadiging van haar reputatie.
Het High Court, het Britse hooggerechtshof, heeft geoordeeld dat de curator van BCCI, het accountantsbureau Deloitte & Touche, de zaak aanhangig mag maken. De Bank of England zal worden beschuldigd van nalatigheid. In 1992 verscheen al een officieel Brits rapport met kritiek op het feit dat de centrale bank de vergunning voor BCCI handhaafde ondanks waarschuwingen over frauduleuze praktijken.
De over de hele wereld verspreide vestigingen van BCCI (Bank of Credit and Commerce International) werden in juli 1991 gesloten bij een bliksemactie van de centrale banken. De bank, die grotendeels eigendom was van de heersers van Abu Dhabi, bleek onder meer betrokken te zijn geweest bij het witwassen van drugsgeld. De schuldeisers van BCCI (spaarders, aandeelhouders en handelscrediteuren) gingen voor 9,25 miljard dollar het schip in.
De curator eiste in 1993 bij de eerste juridische stappen tegen de Bank of England een schadevergoeding van 550 miljoen pond. Daar is inmiddels 450 miljoen pond aan rente bovenop gekomen. Met inbegrip van proceskosten kan de schadepost voor de Bank of Engeland ruim boven 1 miljard pond (f 3,5 miljard) komen. Het proces zal waarschijnlijk pas volgend jaar beginnen en duurt naar verwachting ten minste zes maanden.