Dit blijkt uit het gisteren gepresenteerde onderwijs-rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Docenten in het voortgezet onderwijs gaven in 1998 per jaar 900 uur les. In de buurlanden was dit minder dan 750 uur. Bovendien hebben docenten in ons land te maken met grotere klassen, wat de werkdruk nog extra doet toenemen. Het onderzoek 'Education at a Glance' vergelijkt ons onderwijsjaar 1997-98 met dat in de overige 28 OESO-landen.
Hierin valt ook op dat Nederland relatief steeds minder voor onderwijs over heeft: Van het totaalbedrag dat er in ons land binnenkomt, ging in 1997 nog maar 5,1 procent naar onderwijs, tegen 5,4 procent twee jaar daarvoor. Binnen de OESO is dit cijfer gemiddeld genomen juist gestegen van 6 procent naar 6,5 procent. In tegenstelling tot de omringende landen steeg bij ons de welvaart sneller dan de uitgaven aan onderwijs.
Dit neemt niet weg dat de onderwijssalarissen en de investeringen in onderwijs de laatste jaren wel degelijk zijn gestegen. Het OESO-rapport toont echter aan dat deze groei te laag is om het buitenland bij te benen.
In reactie op de jaarlijkse OESO-rapportage liet Hermans gisteren weten dat de positie van docenten in internationaal opzicht moet verbeteren. Hierbij verwees hij naar de extra investering van 1,5 miljard voor de vorige week afgesloten onderwijscao. Of docenten hierdoor iets hebben ingelopen van hun internationale achterstand, blijft echter onduidelijk.
In ieder geval zijn extra investeringen uit het regeerakkoord 1998 en de recente voorjaarsnota niet afdoende voor het onderwijs op de middelbare scholen, vinden de schoolleidingen: "Geen sector in het onderwijs is zo aan veranderingen onderhevig als de onze", reageert de Vereniging voor het management in het Voortgezet Onderwijs. "De vernieuwingen worden doorgevoerd zonder voldoende middelen."