Strijker promoveert in januari aan de Universiteit van Amsterdam met zijn proefschrift 'Ruimtelijke verschuivingen in de EU-landbouw, 1950-1992'.
"De technologische ontwikkeling heeft ervoor gezorgd dat voor weinig geld veel voedsel geproduceerd kan worden", zegt Strijker. "Zo kwam de gemiddelde graanopbrengst per hectare eeuwenlang uit op 1,5 ton per hectare. Tegenwoordig is dat 10 ton per hectare. En mondiaal gezien stijgt de productie van de meeste gewassen nog steeds."
"Die enorme productiviteitsstijging is allesbepalend geweest. Daardoor is de welvaart op het platteland toegenomen en zijn de prijzen voor voedsel gedaald. Het management op de boerenbedrijven is veranderd, de agrarische beroepsbevolking is flink afgenomen en de bedrijven worden steeds groter."
De impact van de technologische vooruitgang verraste experts en beleidsmakers. Op de Conferentie van Stresa die in 1958 werd gehouden onder voorzitterschap van de legendarische Europese Landbouwcommissaris Sicco Mansholt werd de grondslag gelegd voor het Europees landbouwbeleid. De Europese landbouwministers voorspelden toen dat de landbouwsector dezelfde hoeveelheid zou blijven produceren als een eeuw terug. "Een misrekening", aldus Strijker. "Zelfs Mansholt onderschatte het tempo waarin de landbouw de technologische ontwikkeling oppikte."
Tien jaar later voorzag Mansholt wel dat er overproductie in de toenmalige Europese Economische Gemeenschap (EEG) zou komen. Het Plan Mansholt haalde daarom 7 miljoen hectare landbouwgrond uit productie om de landbouwprijzen in toom te houden. "Mansholt voorzag de overproductie en de steeds verder onder druk staande prijzen. Maar hij onderschatte wel de hoeveelheid overproductie die eraan zat te komen", zegt Strijker.
Mansholt bleef tot in de jaren zeventig het gezicht van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het Europees landbouwbeleid bestond uit het prijsbeleid en het structuurbeleid. De boeren werd met behulp van exportsubsidies en interventies een minimumprijs gegarandeerd voor hun producten. "Het prijsbeleid zorgde voor een relatief hoog prijspeil van kerngewassen als graan en melk. Dat was nodig om de gemeenschappelijke markt tot stand te brengen."
Het structuurbeleid, dat in 1975 pas een echte invulling kreeg, zorgde ervoor dat grond uit productie werd gehaald zodat de prijzen in stand konden worden gehouden.
"Het hele Europese landbouwbeleid is eigenlijk dertig jaar lang prijsbeleid
geweest", zegt Strijker. "Onder landbouwcommissaris MacSharry vond in
de jaren negentig een fundamentele ommekeer plaats. Er werd afgestapt
van prijsondersteuning en overgegaan op inkomenstoeslagen voor de boeren."
De inkomenstoeslagen, of cross compliance, komen erop neer dat
boeren een vergoeding krijgen voor het in stand houden van de natuur (bijvoorbeeld
een historische houtwal).
Melkquotering
Toch stelt Strijker dat het Europees landbouwbeleid na al die jaren nog steeds een sterk conserverend karakter heeft. "Vanaf het einde van de jaren vijftig tot nu loopt een rode draad; de markt in stand proberen te houden. Dat is ook typerend voor de politiek. De melkquotering is daar een goed voorbeeld van. Er wordt bij het bepalen van het quotum immers gekeken naar wat de afgelopen twee jaar geproduceerd is. Verder is er nog altijd prijsondersteuning van de graanboeren en werd voor de onrendabele bergboeren in de Alpen een aparte regeling getroffen."
Volgens Strijker zal de uitbreiding van de EU met een aantal Oosteuropese landen weinig effect hebben op het landbouwbeleid. "De Oosteuropese boeren zullen wel lagere inkomenstoeslagen krijgen. Ook bevinden zich daar grote vlaktes waarop bulkproductie mogelijk is."
Ondanks het veelomvattende Europees landbouwbeleid voorspelt de Groningse onderzoeker dat wederom de technologische ontwikkeling in de komende eeuw allesbepalend zal zijn. "Daar helpt geen landbouwbeleid aan. De technologie richt zich op het vervangen van de meest schaarse productiefactor. Grond is schaars, dus werd die vervangen door kunstmest. In Nederland waar weinig grond is, is de graanopbrengst per hectare 5 keer hoger dan in de VS waar een overschot aan grond is. Zo wordt een nadeel in een voordeel omgezet."
"Gentechnologie staat in de kinderschoenen, maar heeft het in potentie in zich om de opbrengst per hectare te laten toenemen. Het is niet te voorspellen wat de technologie ons nog meer gaat brengen de komende eeuw. Wat te denken van een schoffel die alles omschoffelt behalve het gewas zelf? Zoiets zal bestrijdingsmiddelen overbodig maken."
De Nederlandse land- en tuinbouwsector zal volgens Strijker de volgende eeuw overleven. "Niet in de huidige vorm natuurlijk. De intensieve veehouderij zoals die nu bestaat heeft geen toekomst meer, daar is in de maatschappij geen draagvlak meer voor. In afgezwakte vorm zal het wel blijven bestaan. Het wordt meer grondgebonden." Met andere woorden, de hoeveelheid te houden dieren gekoppeld aan de hoeveelheid grond die een boer kan gebruiken.
Een kans voor de Nederlandse varkenshouderij bestaat volgens Strijker uit de specialisatie van het verwerken van afvalproducten tot veevoer. "Af en toe gaat dat de mist in, zoals de dioxineaffaire aantoonde. Maar vooral in de zuiden van Nederland en in Noord-West België bevinden zich veel voedingsmiddelenindustrieën en havens. Daardoor kunnen afvalproducten die vroeger geen waarde hadden, toch uitgroeien tot waardevolle producten. De intensieve veehouderij kan deze voerproducten relatief goedkoop afnemen en heeft dus een kostenvoordeel."
Strijker verwacht dat de intensieve varkenshouderij uit het overvolle Noord-Brabant uiteindelijk zal verdwijnen naar Noord-Frankrijk en het noorden van Nederland waar meer grond is. "Maar het noorden zal bovenal de omslag maken van akkerbouwgebied naar hét melkveehouderijgebied van Nederland. Over 50 jaar staat het er vol met koeien in plaats van met graan want dat levert meer op."
Strijker is somber over de positie van de boeren. "Het gaat nu wel erg hard, in de intensieve veehouderij houden veel boeren er mee op." Strijker gelooft niet dat plattelandsvernieuwing de oplossing zal zijn. "Plattelandstoerisme zal altijd een nevenactiviteit blijven. Mochten de inkomenstoeslagen verder afgebouwd worden, dan verwacht ik dat veel boeren er een baan bij nemen."