Europa kijkt terug op één jaar eenheidsmunt. Na een
gesmeerde introductie kreeg de euro het internationaal gezien moeilijk.
De koers tegenover de dollar en de yen ging in sneltreinvaart naar beneden.
Maar intern was er niets aan de hand: de inflatie in de eurozone is en
blijft ruimschoots
binnen de perken en de groei trekt langzaam maar zeker aan, juist geholpen
door de mede dankzij de lage euro aantrekkende export.
Dat alles bracht president Duisenberg van de Europese Centrale Bank deze
week dan ook tot de uitspraak dat "alleen een lage wisselkoers de euro
nog niet tot een zwakke valuta maakt".
De Europese Centrale Bank kijkt ondanks alle kinderziektes tevreden terug
op het eerste jaar euro en ziet duidelijk potentieel voor een herstel
van de externe wisselkoers. Binnen de eurozone gezien kan de ECB alleen
maar dromen dat de economische omstandigheden de komende jaren blijven
zoals ze nu zijn: een lage inflatie gecombineerd met een jaarlijkse groei
van gemiddeld 2,5 procent of meer.
Emissies gestegen
Behalve die lage wisselkoers waren er alleen maar pluspunten te
noteren. Zo bleek de euro een groot succes als nieuwe valuta voor het
uitgeven van bedrijfsobligaties. Het aantal emissies steeg explosief,
ook al behield de dollar de eerste plaats. Binnen enkele weken was uit
elf afzonderlijke geldmarkten één Europese geldmarkt ontstaan,
veel sneller en efficiënter dan was gehoopt. Daaraan droeg ook de
introductie van TARGET bij, het grote gecomputeriseerde betalingssysteem
waaraan de banken van alle vijftien EU-lidstaten deelnemen, ook de vier
die nog niet meedoen aan de euro.
Behoudens een grote crash bij de computers van de Franse centrale bank
functioneerde TARGET perfect. Het werd de basis onder de eenwording van
de Europese geldmarkt, die door zijn grote liquiditeit een stuk aantrekkelijker
is geworden voor de grote internationale beleggers.
De ECB had echter beduidend meer moeite met de psychologische kant van
de zaak: hoe verkoop ik een nieuwe internationale munt die alleen nog
maar giraal bestaat? De introductie van de euro vond net plaats op een
moment dat de Europese valuta sterk stonden ten opzichte van de dollar.
Het gevolg was dat de euro hoog in de boom startte. Daarna zakte de Europese
economie in, terwijl de Amerikaanse boomde als nooit tevoren. Het
gevolg was een euro die van de introductiekoers van bijna $1,17 terugzakte
naar een vrijwel één op één-koers met de dollar.
Veel brieven
ECB-president Duisenberg kreeg veel brieven van verontruste burgers.
Vooral in Duitsland was voorafgaande aan de introductie campagne gevoerd
dat de euro een even harde munt moest worden als de Duitse mark. De werkelijkheid
is dat ook zonder euro de Europese valuta afzonderlijk zouden zijn gedaald
ten opzichte van de dollar. Simpelweg vanwege het feit dat de groei in
Europa hopeloos achterbleef en de rentevoet in de VS nog altijd hoger
ligt. Midden jaren tachtig zou de euro, als die toen had bestaan, minder
dan 0,6 dollar waard zijn geweest: de dollar was toen bijna vier gulden
waard.
Het ging de ECB niet altijd goed af om deze vertrouwenscrisis te bezweren.
Zo gingen de bestuursleden de afzonderlijke presidenten van de aangesloten
centrale banken en de ministers van Financiën van de elf EMU-landen
allemaal voor hun beurt en door elkaar heen commentaar leveren. Uiteindelijk
greep Duisenberg in en werd er overeengekomen dat erover de externe wisselkoers
van de euro met één stem zou worden gesproken, mocht dit
al nodig zijn. Dat bleek in de praktijk niet zo eenvoudig. Ook kostte
het tijd om de eurozone als volwaardige gesprekspartner aan tafel te krijgen
bij IMF/Wereldbank en Groep van Zeven.
Europa reislustiger
Duisenberg trok ook de vergelijking met de Amerikanen, die
niet moeilijk doen over de waarde van de dollar: een dollar is altijd
een dollar waard. Gezien de inflatie van nauwelijks meer dan 1 procent
lijkt de euro ook inderdaad een euro waard. Maar Europeanen zijn nu eenmaal
wat reislustiger dan Amerikanen en buiten de eurozone komt men met de
huidige externe omwisselkoers van de euro minder ver.
Omgekeerd hebben beleggers uit de VS en Japan die gelijk vanaf het begin
grote bedragen in euro-obligaties hebben geïnvesteerd, nu al 18 procent
koersverlies geboekt. De emittenten van buiten de eurozone hebben echter
koersvoordeel bij de rentebetalingen en straks wellicht ook bij de aflossing.
Van alle obligaties ter wereld is in het eerste halfjaar het aandeel van
dollarbonds gedaald van 48 naar 46% en het euro-aandeel steeg van 26 naar
29%.