Dat blijkt uit een uitspraak die het gerechtshof in Den Haag gisteren deed.
Wie zijn recht op thuiszorg juridisch wil afdwingen, moet dus bij de zorgverzekeraars zijn. Die moeten ervoor zorgen dat de wachtenden de zorg ook daadwerkelijk krijgen.
Er is verdeeld op de uitspraak gereageerd. De Landelijke Vereniging voor Thuiszorg (LVT) toonde zich bij monde van directeur F. Clevers verheugd: "Eindelijk is er uitzicht op een oplossing voor de ellenlange wachtlijsten in de thuiszorg."
De verzekeraars willen echter "dringend" overleggen met het kabinet over de uitspraak. De verzekeraars zijn sinds vorig jaar middels regionale zorgkantoren belast met de uitvoering van de thuiszorg. Volgens de overkoepelende organisatie Zorgverzekeraars Nederland (ZN) kunnen de verzekeraars de wachtlijsten niet oplossen omdat ze te weinig geld krijgen van de overheid uit de AWBZ-pot (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten). Volgens ZN strookt de uitspraak niet met het feit dat de overheid de AWBZ-premie vaststelt en de hoogte van de AWBZ-gelden bepaald.
Onder de AWBZ vallen de thuiszorg en de verpleeg- en verzorgingshuizen. Momenteel staan 60.000 mensen op een wachtlijst voor AWBZ-zorg. Daarvan wachten 23.000 mensen op thuiszorg, 8.000 mensen op een bed in een verpleegtehuis en 20.000 op een plaats in een verzorgingstehuis.
Clevers wil zo snel mogelijk met de verantwoordelijke staatssecretaris Vliegenthart (Welzijn), patiëntenorganisaties, zorgverzekeraars en ouderenbonden om de tafel om tot een oplossing te komen.
De Anbo, de bond van ouderen met 185.000 leden, ziet de uitspraak als een versterking van haar proces tegen de zorgverzekeraars. "Op 19 januari hebben we overleg met ZN. Als ze dan niet duidelijk erkennen dat zij verantwoordelijk zijn voor de wachtlijsten in de thuiszorg, zullen we namens de wachtenden een rechtszaak tegen hen aanspannen om thuiszorg af te dwingen", aldus een woordvoerder.