Het NIPO deed in de tweede helft van 1999 "grootschalig onderzoek" onder
2.453 financiële beslissers die volgens het onderzoeksbureau
representatief zijn voor 6,8 miljoen huishoudens in Nederland. Uit het
onderzoek blijkt dat 2 miljoen huishoudens hun geld via de bank beleggen
en 1,1 miljoen huishoudens via levensverzekeringen (hypotheken, spaarverzekeringen
en koopsommen/lijfrentes).
2,6 miljoen huishoudens beleggen op dit ogenblik (op één
of beide bovenstaande manieren), aldus het NIPO. De belangrijkste motieven
die men hanteert om aandelen te kopen, zijn: een verwacht hoog rendement
(42 procent noemt dit als argument), het feit dat de koers heel laag is
(31 procent), dat een bedrijf goede producten heeft (25 procent), dat
een fonds goed verhandelbaar is (23 procent) en dat een bedrijf een goed
management heeft (20 procent), aldus het onderzoeksbureau. Favoriete sectoren
zijn: Telecom, IT & Automatisering en financiële dienstverlening.
Transport en bouw worden beschouwd als onaantrekkelijk.
Die relatieve (on)aantrekkelijk van bepaalde sectoren is terug te zien in wat het NIPO de modelportefeuille van Piet en Truus Aandeel noemt. Deze portefeuille ooit aangekocht voor 52.000 en nu 91.000 waard bestaat voor 22 procent uit financiële waarden. 20 procent wordt gevormd door IT- en IT-gerelateerde fondsen en 12 procent door telecomaandelen. Voeding (10 procent), Industrie (9 procent), Handel (5 procent), Chemie (5 procent), Transport (4 procent), Energie (3 procent) en Bouw (2 procent) sluiten de rij.
Viervijfde van de mensen belegt met zelf gespaard geld, aldus het
NIPO nog. Bij eenvijfde vormt een erfenis of schenking de bron van het
beleggen. Eén op de vijftien gebruikt de hypothecaire lening als
financiering. Een spaarloonregeling en gouden handdruk (of andere afvloeiingsregeling)
is voor één op de 20 mensen de manier om beleggingen te
financieren.