"Wij willen eerst onderzoeken met welk recht onze bedrijfsnaam op de lijst staat." Zo reageerde een woordvoerder van één van de 255 Duitse ondernemingen die in de Tweede Wereldoorlog dwangarbeiders in dienst zouden hebben gehad.
Afgelopen week werden gegevens gepubliceerd waarin het Amerikaans Joods Comité (AJC) in Berlijn een honderden namen tellende overzicht vrijgaf, "niet om bepaalde ondernemingen te veroordelen, maar om de discussie over het onderwerp te stimuleren."
Dat lijkt nauwelijks nodig, want het verloop van de onderhandelingen in Bonn en New York over een schadeloosstelling voor alle nog levende slachtoffers is in een groot aantal landen met buitengewone belangstelling gevolgd.
Het oprichten van een bedrijfsfonds door een aantal Duitse ondernemingen, die ruim vijftig jaar na de oorlog toch nog hun morele verantwoordelijkheid namen voor het aangedane leed, deed de afgelopen maanden bij de ex-dwangarbeiders de hoop op een bevredigende afwikkeling bij de ex-dwangarbeiders gestaag groeien. Zeker nadat de Duitse overheid bereid bleek om óók een substantiële bijdrage te leveren, waardoor het beschikbare bedrag van vijf naar acht miljard groeide.
"Goede behandeling"
"Wij hebben geen dwangarbeiders in de productie gehad, dus is
er ook geen sprake van verrijking. Ze waren blij dat ze hier mochten zijn,
omdat ze goed werden behandeld. Sommigen hebben achteraf verklaard dat
het wel vakantie leek", luidde de reactie van een tweede onderneming,
waarvan de naam ook op de deze week gepubliceerde lijst voorkomt.
"Het kartel van 'nee'-zeggers", kopte een Duitse krant boven een verhaal, waarin soortgelijke, afhoudende reacties de boventoon voerden. "Er moet sprake zijn van een naamsverwarring." Of: "Ons archief bestaat niet meer", zijn dezer dagen in het Duitse bedrijfsleven veel gehoorde commentaren.
Het door het Amerikaans Joods Comité boven water gehaalde overzicht van bedrijven, die in de nazi-tijd hebben geprofiteerd van de inzet van goedkope dwangarbeiders, is ontleend aan de studie 'Catalogus van kampen en gevangenissen in Duitsland en bezet gebied'. De organisatie 'International Tracing Service (ITS)' publiceerde het boek in 1949.