Zalm liet duidelijk blijken daar niets voor te voelen en gaf duidelijk aan ook niet te zullen ingaan op de wens van Bos om het rendement van 4 procent op basis waarvan de vermogens worden belast, regelmatig aan te passen. "Voor mij staat dit percentage zeker voor twintig jaar vast", aldus de VVD-minister.

Ook het plan van Bos om Nederlanders met huizen boven de 1,3 miljoen gulden veelal duizenden guldens meer huurwaardeforfait te laten betalen wees Zalm eveneens resoluut van de hand: "Wij gaan die regels niet aanpassen". De minister zegde wel toe kritisch te gaan kijken naar de aflossingsvrije hypotheken zonder einddatum, waardoor deze schuld nooit wordt afbetaald.

De bewindsman liet verder blijken niets te voelen voor de suggestie van Bos om het huidige toptarief van 60% niet te verlagen tot 52%, maar op 53% vast te stellen. Volgens de PvdA'er worden de hoge inkomens nu te veel gecompenseerd voor de voor hen wegvallende aftrekposten en kan de 200 miljoen gulden die daarmee gemoeid is beter worden ingezet voor de middeninkomens.

De minister kwam de PvdA daarentegen tot ergernis van zijn eigen partij de VVD wel tegemoet op het punt van de zogenaamde arbeidskorting. Volgens Zalm kan de huidige vaste aftrek voor werkenden, het arbeidskostenforfait, waarschijnlijk geheel in een arbeidskorting worden omgezet.

De VVD is op dit punt echter zeer huiverig en vreest dat de inkomensverschillen daardoor verkleind zullen worden. Volgens Zalm is het echter mogelijk om deze effecten door ook aan de belastingschijven en tarieven te sleutelen te voorkomen.

Ook op het punt van de problemen voor mensen met kleine banen kwamen Zalm en diens staatssecretaris Vermeend de Kamer gisteren tegemoet. Zo gaan zij op verzoek van de PvdA met de sociale partners kijken of via gebruik van het urencriterium mensen met lage lonen eerder van de arbeidskorting kunnen profiteren.

De staatssecretaris maakte de Kamer verder duidelijk dat de Belastingdienst overweegt om straks op verzoek van particulieren uit te rekenen of zij een pensioentekort hebben en derhalve een lijfrentepremie mogen aftrekken. Daarmee moet deze regeling minder complex worden.