Van een onzer verslaggevers - LEIDSCHENDAM, donderdag
De verwachtingen voor 1999 waren voor de Nederlandse chemische industrie niet hooggespannen. Het jaar begon bovendien beangstigend slecht. Maar daarna ging het steeds beter. Per saldo kan volgens de VNCI, de vereniging van de Nederlandse chemische sector, gesproken worden van een uitstekend jaar. En was het bij de VNCI begin vorig jaar onzekerheid troef, nu is men uitgesproken positief.
Dat bleek gisteren tijdens de eindejaarspersconferentie van de VNCI. Opvallend was wel dat alle kwartalen steeds weer zwak begonnen en daarna steeds betere resultaten lieten zien. Verder viel op dat de traditionele zomerflauwte dit jaar uitbleef. Uiteindelijk groeide de omzet met 2% naar 58 miljard.
"Voor het jaar 2000 verwachten wij een omzetgroei van zes procent, 3 procent autonomen groei, 3 procent uit hoofde van prijsstijgingen", stelde VNCI-voorzitter ir. R. van der Meer.
Volgens hem was er in de loop van dit jaar sprake van een forse stijging van de grondstoffenprijzen. "Dat was het gevolg van de sterke stijging van de olieprijs en daar kwam bij dat de euro ten opzichte van de dollar verzwakte. Die kostenstijgingen zijn nog niet helemaal verwerkt in de afzetprijzen, maar we verwachten dat die prijzen in de loop van 2000 verder zullen stijgen."
Van der Meer gaat er daarbij vanuit dat de olieprijs volgend jaar
weer zal gaan zakken. "Dit jaar gingen we van $10 naar $25. In de olie-industrie
zijn geluiden te horen dat de prijs weer zal gaan dalen, naar een niveau
van $15. Als de industrie de prijzen inderdaad kan verhogen, zullen de
marges weer kunnen aantrekken." Afgelopen jaar liepen die juist terug.
De VNCI stelde gisteren dat de sector minder cyclisch is geworden. "Was er tot voor kort sprake van een cyclus van drie tot vijf jaar, nu zitten we al sinds 1993 in een gestage groei. En ik denk dat we de komende jaren opnieuw op groei mogen rekenen", stelde de VNCI-voorzitter.
De VNCI baseert het optimisme op de aanhoudend gunstige economische ontwikkeling in de VS, een betere economie in Europa, waar Duitsland een positieve ontwikkeling doormaakt en de verbetering in Azië. Azië was in 1998 verantwoordelijk voor een dip in de ontwikkeling. "Alleen Japan blijft achter", stelde Van der Meer. "De regering schermt daar steeds met stimuleringspakketten, maar dat geld wordt volgens mij nooit verspijkerd. De economie loopt daar juist verder terug."
De Europese chemische industrie heeft overigens geprofiteerd van de
Azië-crisis door vaak voor een habbekrats lokale fabrieken, soms
splinternieuw, over te nemen. Dat hebben volgens Van der Meer ook Nederlandse
concerns gedaan, al moest hij toegeven dat de Duitse concerns BASF en
Bayer er wat dat betreft harder aan hebben getrokken.
De Nederlandse chemische industrie zal naar verwachting volgend jaar minder investeren. "Er zijn geen grote bouwplannen aangekondigd. Bovendien is er sprake van een concentratietendens en met minder spelers op de wereldmarkt zal er wat voorzichtiger worden omgegaan met plannen voor capaciteitsuitbreiding", vermoedde Van der Meer. "Maar met een kleine 4 miljard blijven we op een hoog niveau." Vorig jaar werd 4,3 miljard geïnvesteerd.
De Nederlandse chemische industrie is van groot belang voor 's lands economie. In het jaarverslag staat te lezen: "Binnen de Nederland is de industrie verantwoordelijk voor 10% van de werkgelegenheid, 15% van de productie, 20% van de export, 25% van de investeringen en 30% van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling". Er werken in de sector 79.100 werknemers.