De financiële crises uit 1998 blijven de ontwikkelingslanden
achtervolgen. Ondanks een herstel van de wereldeconomie groeien de economieën
van de ontwikkelingslanden nu trager dan in de jaren voordat in enkele
Aziatische en Latijns-Amerikaanse landen die crises uitbraken.
Dat heeft tot gevolg dat de pogingen om de armoede te bestrijden hinder
ondervinden. De Wereldbank verklaart dit in haar jaarlijks rapport over
de economische groei van de ontwikkelingslanden.
De bank constateert dat de Aziatische landen, die vorig jaar nog diep
in de problemen zaten, dit en volgend jaar weliswaar een sterke groei
laten zien, maar ook deze groei is kleiner dan in de jaren ervoor. Het
herstel van de economische crisis is "kwetsbaar en ongelijk".
Landen als Zuid-Korea, Maleisië en Thailand hebben nog steeds last
van de naweeën. Uitzonderingen in het Aziatische geheel zijn India
en China. Die twee laten een robuuste groei zien.
De economische groei van de landen van de Derde Wereld bedraagt dit jaar
2,7 procent en 4,2 procent in het jaar 2000. Voor de daarop volgende vijf
jaren loopt de groei op tot gemiddeld 5 procent, een percentage dat veel
hoger is dan in de rijke landen. Wel tekent de Wereldbank aan dat die
groei toch nog veel kleiner is dan in de jaren voor de financiële
crises. Dat komt omdat investeerders wachten totdat er duidelijk sprake
is van herstel.
Ook is het onwaarschijnlijk dat de grondstofprijzen zich fors herstellen.
Daarnaast heeft de financiële onrust de zwakke plekken in de economieën
blootgelegd, waardoor er veel tijd nodig is voor reparaties. De ontwikkelingslanden
blijven zo erg kwetsbaar voor nieuwe onrust.