Het Russische leger meldde gisteren weliswaar de val van het vijf kilometer ten oosten van Grozny gelegen moslimbolwerk Argoen, maar de strijd gaat gepaard met honderden doden en gewonden. Volgens de Ingoesjetische onderminister van Binnenlandse Zaken, Ali Doedarov, werden gisterochtend zeker 250 Russische soldaten gedood bij de felle gevechten rond de Tsjetsjeense stad Oeroes-Martan.

De plaatsvervangende chef van de Russische Generale Staf, generaal Valeri Manilov, deed de berichten af als "leugens en laster." Volgens hem zouden er bij de bevrijding van Argoen en eerder bij gevechten rond Oeroes-Martan in totaal acht Russische soldaten om het leven gebracht. Op het vermeende bloedbad onder de vluchtelingen reageerde hij niet. Ook het in het landelijke RTR-tv-journaal volgde gisteravond geen woord.

Mocht de slachting bij Oeroes-Martan waar zijn, dan betekent dat niet alleen de zwaarste Russische militaire nederlaag sind het begin van de oorlog, maar kan deze tevens ernstige gevolgen hebben voor de positie van premier Vladimir Poetin. Deze is door de tot dusver als "succesvol" gepresenteerde Tsjetsjeense opmars in een paar maanden tijd veruit de belangrijkste kandidaat geworden voor het Russische presidentschap.

Moskou wil van internationale kritiek nog steeds niets weten. Het Russische ministerie van Buitenlandse Zaken reageerde gisteren zelfs buitengemeen fel op een oproep van de NAVO om met de Tsjetsjeense rebellen te gaan onderhandelen. Het Kremlin betichtte het Atlantische bondgenootschap, dat volgens Moskou het afgelopen voorjaar in de kwestie Kosovo zelf onschuldige burgers bombardeerde in Joegoslavië, van "cynisme".

De recente militaire operatie in Tsjetsjenië heeft, anders dan die van een aantal jaren geleden, onder de Russische burgerbevolking nog steeds veel steun. Maar de bodybags met gesneuvelde soldaten komen stilaan met stromen terug in de Russische provinciesteden. En het is de vraag hoelang het Kremlin het sprookje van een efficiënte, voorspoedige operatie nog kan ophouden.