Het pensioentekort
is berekend door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek van het Verbond van Verzekeraars.
Omdat het verbond zelf verbaasd was over de grootte van het pensioentekort, zijn
de onderzoeksresultaten getoetst (en juist bevonden) door het actuarieel adviesbureau
Tillinghast Towers Perrin.
Volgens het Verbond van Verzekeraars valt een
storting van in totaal 18 miljard binnen de grenzen van het nieuwe belastingstelsel
dat in 2001 ingaat. Deze storting kan dan ook in principe aftrekbaar zijn, aldus
het verbond.
Het wetsvoorstel Belastingherziening 2001 gaat er namelijk
van uit dat pensioen- en lijfrentepremies aftrekbaar zijn als zij leiden tot een
oudedagsvoorziening van maximaal 70% van het eindloon, op te bouwen in 40 jaar
en gebaseerd op de aow voor een alleenstaande.
Eind 1998 was er volgens
het Centrum voor Verzekeringsstatistiek naast de aow-pot bij de pensioenfondsen
725 miljard aan voorzieningen beschikbaar voor in de toekomst uit te keren
pensioenen. Verder lag er op dat moment voor 20 miljard aan voorzieningen
voor lijfrentes die na het 65e jaar ingaan.
Het centrum constateert dat
het totaal aan voorzieningen onvoldoende is om alle werknemers op 65-jarige leeftijd
een pensioen van 70% van het laatstverdiende loon uit te keren. Om het pensioengat
te dichten zou een eenmalige voorziening van 160 miljard nodig zijn, maar
dit is in de praktijk volstrekt onhaalbaar, realiseert het centrum zich.
Het
pensioentekort is ontstaan door uiteenlopende oorzaken. Soms hebben werknemers
onvoldoende aow-rechten opgebouwd, bijvoorbeeld omdat zij een tijd in het buitenland
hebben gewoond. Bij bedrijfspensioenen komt het regelmatig voor dat de regeling
opbouwt voor een lager percentage dan 70% van het eindloon. Ook de beruchte 'pensioenbreuk'
door verandering van werk in het verleden speelt nog steeds een rol. Verder zijn
werknemers soms pas op latere leeftijd met hun pensioenopbouw begonnen of viel
iemand gedurende een bepaalde periode helemaal niet onder een pensioenregeling.
Daarnaast kunnen ww-uitkeringen en scheidingen, waarbij de partner een deel van
de pensioenrechten krijgt overgedragen, roet in het eten gooien.
Eigenlijk
is het daadwerkelijke pensioentekort nog veel hoger, aldus het centrum. Bij de
berekeningen die zijn gebaseerd op de belastingherziening 2001 is er geen rekening
mee gehouden dat "grote groepen gepensioneerden", zoals tweeverdieners, in de
praktijk vaak minder aow krijgen dan waar de pensioenregeling vanuit gaat. Bij
het pensioen van beide partners wordt rekening gehouden met het ontvangen van
tweemaal de gehuwden-aow, in totaal dus vier keer. In feite ontvangen zij 'slechts'
tweemaal de gehuwden-aow.
Het wetsvoorstel biedt geen ruimte voor reparatie
van deze 'gaten'. Maar om deze gaten te dichten, zou een voorziening van 275
miljard nodig zijn. Dit komt neer op een jaarlijkse storting van lijfrentepremies
van 30 miljard, ofwel 24 miljard meer dan nu het geval is.
Volgens
het Verbond van Verzekeraars toont het onderzoek aan dat er bij de aftrek van
lijfrentepremies niet of nauwelijks sprake is van oneigenlijk gebruik. Vrijwel
alle lijfrentepolissen zijn nodig voor het pensioen en worden niet zo maar als
aantrekkelijke aftrekpost gebruikt, aldus het verbond. Ook stelt het verbond dat
de toegankelijkheid van de fiscale faciliteiten voor oudedagsvoorzieningen in
het nieuwe belastingstelsel centraal dient te staan.
Werknemers kunnen
op grond van het wetsvoorstel volgens het verbond nauwelijks berekenen of zij
de grens van 70% van het laatstverdiende loon al dan niet halen. Daarom is het
verbond gecharmeerd van het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) om de
lijfrente-aftrek tot 4000 per jaar vrij te stellen en aan het einde van
de loopbaan van werknemers te toetsen of het pensioen inderdaad 70% van het laatstverdiende
salaris bedraagt.