Dit blijkt uit een bijlage van het gisteren gepubliceerde advies van de commissie-Kamminga over de mogelijke belastingheffing op vaartuigen.
De eenmalige kosten van de opzet van een centrale registratie bedragen 21,4 miljoen, terwijl invoering van het stickersysteem 5,1 miljoen kost. Ook de jaarlijkse kosten om de vaarbelasting te heffen loopt in de miloenen guldens. Zo bedragen de kosten voor een centrale registratie van alle vaartuigen 3,7 miljoen, terwijl het stickersysteem jaarlijks ruim 7 miljoen kost.
"Van belang is gedurende de eerste jaren een zeer intensieve controle uit te voeren ten einde een soort van gewenning bij de houders van de vaartuigen te realiseren", schrijft de commissie in het advies aan staatssecretaris Vermeend (Financiën) over het systeem.
Stickersysteem
Commissie-voorzitter Kamminga, in het dagelijks leven Commissaris
van de Koningin in Gelderland, heeft een voorkeur voor een combinatie
van het stickersysteem, terwijl nieuw te verkopen schepen worden opgenomen
in een houderschapsadministratie.
De pleziervaarder zou een sticker van 150, 250 of 500 moeten kopen, afhankelijk van de oppervlakte en de lengte van zijn boot.
PvdA, VVD en D66 boekten in 1998 een bedrag van 80 miljoen aan opbrengst in voor de vaarbelasting. Volgens de commissie-Kamminga is de opbrengst hooguit 50 tot 60 miljoen, terwijl daar ook nog eens de uitvoeringskosten vanaf gaan. Verder wil de commissie dat de helft van de opbrengst ten goede komt aan maatschappelijke doelen in de watersport.
"Je moet het dus gewoon niet doen", reageert directeur J. Kossen van het Koninklijk Nederlands Watersport Verbond. "De opbrengst is te verwaarlozen. De geschatte opbrengst van 80 miljoen is een van de laatste dagen van de kabinetsformatie in het regeerakkoord terecht gekomen, maar is een slag in de lucht."
Volgens het rapport gaat er in de Nederlandse watersportindustrie jaarlijks 4,1 miljard om. De geschatte opbrengst aan btw is 463 miljoen en 416 miljoen aan sociale premies, inkomstenbelastng en vennootschapsbelasting. De uitgaven in de horeca en bij de plaatselijke middenstand worden geraamd op 750 miljoen per jaar.