Schakers moeten plasje inleveren...
door Lex Jongsma - AMSTERDAM, dinsdag
Wie subsidie wil, moet met zijn plasje opdraven. Dat is de kern van
de meest recente discussie in schakersland. De FIDE, onder het rampzalige
bewind van president Iljumsjinov, de yuppen-steppenvorst uit Kalmukkië,
heeft jarenlang geijverd en gelobbyd in Lausanne om bij het hoofdkwartier
van het Internationaal Olympisch Comité bij Samaranch himself dus
voor het schaakspel de olympische status te verwerven. Het is hem gelukt
en nu vallen de scherven overal.
Het staat wel vast, dat de gebronsde en beeldschone atleten, die in
de eeuwen voor onze jaartelling bij het schaapherdersdorp Olympia op de
Peloponnesos hun sprintjes trokken, hun discus wierpen, hoog- en versprongen,
zich in hun graf omgedraaid hebben toen zij hoorden, dat het verschuiven
van houten poppetje op een houten bordje van 64 velden gedurende enkele
uren per dag onder de olympische sporten moet worden gerekend.
Maar ook als wij een dergelijke ontwikkeling onder de categorie 'vooruitgang' willen plaatsen, dan nog blijft het wringen. Schaken een olympische sport? En bridgen dan? En klaverjassen? En halma? Zeker zo spannend en veel vlugger klaar. Wat ik maar zeggen wil is, dat geen andere dan ruifmotieven de aanleiding waren tot het verzoek, het schaken op de olympische agenda te plaatsen. Mee-eten uit de landelijke en internationale subsidiepot. Een bizarre gedachte, want sinds 1924 is er iedere twee jaar een 'Olympiade' in het schaken. En dat is een zo aardig en zo alles omvattende happening, dat je niet graag zou zien, dat die zou worden gereduceerd dat een vierjarig samenzijn.
En dan ook nog onder de paraplu van die imponerende massaliteit van de Olympische Zomerspelen? Of hoort schaken thuis bij de skiërs, de langlaufers en de schaatsers?
Goed, deze beslissing is genomen. Schaken is olympisch. En nu dit dopingreglement dus. In de schaakvakpers is er al een half jaar over geschreven en heeft iedereen zich er over vrolijk over gemaakt. Het is nog wel iets anders dan bij de 100 meter. Dat staat wel vast, maar anderzijds... wie zou met twee maten willen meten?
Jan Timman heeft dus enerzijds groot gelijk, wanneer hij een dergelijke
stap volstrekt verwerpt. En anderzijds gaat zijn dreiging, om dan maar
een nieuwe bond op te richten, wel weer heel erg ver. En tegelijkertijd
is daar een element van wereldvreemdheid. Het oprichten van nieuwe schaakbonden
heeft evenals bij onze boksende broeders een nog nooit tot iets anders
geleid tot nieuwe tweespalten en conflicten. Wij hebben waarachtig wel
leergeld betaald met de activiteiten van achtereenvolgens de G.M.A., de
bonden van Kasparov en het feit, dat het wereldkampioenschap schaken door
dit alles een totaal versplinterde, chaotische en impotente affaire is
geworden.
|