Watersporters verzetten zich massaal tegen de dreigende heffing van vaarbelasting op pleziervaartuigen door het kabinet-Kok.

Voor schepen van 10 tot 25 meter en met een oppervlakte van 12 tot 35 vierkante meter moet ƒ250 worden afgedragen, voor schepen die langer zijn dan 15 meter ƒ500. Eigenaren van kleine roei- en visboten tot een lengte van vier meter en mensen met een surfplank of kano worden ontzien.

Vandaag wordt het rapport officieel aan staatssecretaris Vermeend (Financiën) overhandigd. De PvdA-bewindsman zal dan meteen op de voorstellen van de commissie-Kamminga reageren.

Directeur Kossen van het Koninklijk Nederlands Watersport Verbond, waarbij 100.000 watersporters zijn aangesloten, vindt dat het onderzoek van de commissie nog niet gereed is. In zijn ogen ontbreekt de rechtsgrond voor het heffen van de belasting. Bovendien verwacht Kossen dat de invoering en controle van de belasting veel geld gaan kosten.

In de plannen van Kamminga, in het dagelijks leven commissaris van de Koningin van de provincie Gelderland, gaat de helft van de opbrengst van de vaarbelasting (in totaal ƒ50 à ƒ60 miljoen) terug naar maatschappelijke doelen in de watersport. De belasting wordt geheven via de verkoop van stickers van ƒ150, ƒ250 en ƒ500, terwijl voor nieuw te verkopen boten een houderschapsbelasting met een registratie zou worden ingevoerd.

De commissie luidt de noodklok over de milieuheffingen en lokale belastingen voor watersporters, zoals toeristenbelasting. Er zouden grote verschillen zijn in de hoogte van de heffingen in de diverse Nederlandse watersportgebieden. Volgens Kamminga moet het rijk er in de onderhandelingen met gemeenten en waterschappen voor zorgen dat de heffingen voor de watersporters via een uniforme regeling gelijk worden getrokken.

De stichting Actie Pleziervaartuigen, die in het verleden 110.000 handtekeningen van tegenstanders van de invoering van vaarbelasting verzamelde, stelt dat de eigenaren van pleziervaartuigen zich blauw aan heffingen betalen.