Plezierjacht moet betalen
door Sjuul Paradijs - AMSTERDAM, maandag
Alle eigenaren van boten die langer zijn dan zes meter
en een oppervlakte van minimaal twaalf vierkante meter hebben, moeten
minimaal 150 per jaar waterbelasting gaan betalen.
Dat blijkt uit het nog vertrouwelijke advies van een zwaarwichtige
commissie onder leiding van de VVD'er Jan Kamminga, commissaris van de
Koningin in Gelderland.
Watersporters met een pleziervaartuig van 10 tot 25 meter en met een
oppervlakte van 12 tot 35 vierkante meter betalen 250, terwijl bezitters
van schepen langer dan 15 meter met een oppervlakte van 60 tot 100 vierkante
meter voor 500 gulden worden aangeslagen.
Eigenaren van roei- en visboten (met een maximumlengte
van vier meter en een oppervlakte tot twaalf vierkante meter), kano's
en surfplanken kunnen opgelucht ademhalen, want van hen zal geen belasting
worden geheven.
Stickers
Voor de huidige vloot van zeil- en motorschepen
op de Nederlandse wateren moet een stickersysteem worden ingevoerd, zo
adviseert de werkgroep-Kamminga. De stickers, ter waarde van de 150,
250 en 500, zullen onder meer via de jachthavens en de ANWB
worden verkocht.
Voor nieuwe pleziervaartuigen die van de hand gaan, moet er een houderschapssysteem komen, waardoor er ook meteen een registratie plaatsvindt.
De praktijk is vergelijkbaar met de situatie op de weg, waar ook alle auto's centraal worden geregistreerd. De ANWB en de Rijksdienst voor het Wegverkeer hebben zich inmiddels bereid getoond om hiervoor offerte uit te brengen.
Uiteindelijk zal volledig op het houderschapssysteem worden overgestapt. Overigens is controle op zwart-geldaankopen in de watersport met dit nieuwe registratiesysteem beter mogelijk.
De commissie-Kamminga gaat ervan uit dat er in totaal 200.000 pleziervaartuigen in Nederland varen. In watersportkringen was en is er massaal verzet tegen het invoeren van de belasting.
De nieuwe vaarbelasting, die volgens Kamminga snel kan worden ingevoerd, zal naar verwachting 50 à 60 miljoen opleveren. Dat is fors minder dan waarop het kabinet hoopte. In 1998 gingen de paarse partijen PvdA, VVD en D66 uit van een opbrengst van 80 miljoen.
De commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van het
Koninklijk Nederlands Watersport Verbond, Hiswa, ANWB, VNG en Stichting
Natuur en Milieu, stelt als voorwaarde aan de invoering van de omstreden
vaarbelasting dat de helft naar maatschappelijke doelen in de watersportsector
moet terugvloeien. Met het geld kan bijvoorbeeld worden gebaggerd bij
jachthavens, slib worden afgevoerd en kunnen beschoeiingen worden hersteld.
Controle
De Nederlandse jachthavens worden in de eerste
plaats verantwoordelijk voor de controle op de nieuwe belasting. Booteigenaren
met een vaste ligplaats in een jachthaven worden verplicht de sticker
op te plakken, terwijl er voor passanten alleen plaats is als er een sticker
op de boot zit of als duidelijk is dat er houderschapsbelasting is betaald.
Als bij controle door de (water)politie blijkt dat er geen belasting is
betaald, gaat de boot- of scheepseigenaar op de bon.
Kamminga benadrukt dat zonder medewerking van de watersportsector er geen vaarbelasting kan worden ingevoerd. Omdat de helft naar doelen in de sector gaat, hebben jachthavens er belang bij om volop mee te werken.
Naar verluidt zou de vondst van Kamminga om de watersportsector te laten profiteren van de vaarbelasting op een gunstige ontvangst van staatssecretaris Vermeend (Financiën) kunnen rekenen. De oud-VVD-voorzitter is er bovendien in geslaagd om zowel de watersportsector als de milieubeweging op één lijn te krijgen.
De enige tegenvaller voor de bewindsman is de opbrengst.
Dat is ook de formele reden waarom vertegenwoordigers van Financiën
in de werkgroep een aantekening bij de conclusie hebben gemaakt. Daar
staat weer tegenover dat op invoering van de vaarbelasting op korte termijn
niet meer werd gerekend. In het verleden schoot de Raad van State al twee
keer voorstellen tot invoering af.
|