Eén op de vijftig gsm-gebruikers in Nederland gebruikt eigenlijk geen gewone telefoon meer. Vooral mensen van wie de gsm door de werkgever wordt betaald zeggen hun vaste abonnement op. Bij 4 procent is de gsm volledig vervangend. In andere Europese landen - met name in Finland - liggen deze percentages al hoger.

Uit een onderzoek van het Amerikaanse bureau Forrester in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Zweden en Nederland blijkt dat 5 procent vrijwel alleen nog maar met een gsm belt.

Een gsm kan goedkoper uitvallen dan een vaste telefoonaansluiting. Neem bijvoorbeeld een zomerhuisje dat slechts drie maanden per jaar wordt bewoond. Door de vaste abonnementskosten wordt zo'n aansluiting vrij duur, gelet op het beperkte aantal gevoerde gesprekken. Met een gsm is men toch bereikbaar. Verder kan het vervangen van vast door mobiel aantrekkelijk zijn voor mensen, die voornamelijk worden gebeld in plaats van dat ze zelf bellen. Steeds meer vrouwen met een laag inkomen kiezen voor een mobieltje met prepaid kaart. Ze zijn dan altijd bereikbaar tegen een lage prijs.

Verder blijkt uit het Forrester-onderzoek dat het gebruik van de gsm per land sterk verschilt. De Nederlandse gsm-bezitters zijn zuinig. Reineke Reitsma, analist van Forrester: "Zo'n 69 procent gebruikt het mobieltje eigenlijk alleen voor noodgevallen. Bijvoorbeeld als je in de file staat of te laat op een afspraak dreigt te komen." Over alle onderzochte landen heen is het gemiddelde 55 procent.

Heel anders wordt het belgedrag als de werkgever de kosten van het mobiel bellen draagt. Dan gebruikt nog maar 26 procent de telefoon uitsluitend wanneer het echt moet.

Van de gsm-bezitters in Europa gebruikt 38 procent het mobieltje voor alle soorten gesprekken, dus ook voor langere gesprekken van persoonlijke aard. "In Nederland is dit percentage 27", aldus Reineke Reitsma.