De bewuste getuige, die in de dossiers van justitie figureert onder de
codenaam DANBURY 72, zou het geld hebben ontvangen vanwege gemaakte reis-
en verblijfskosten. Omgerekend gaat het om een reiskostenvergoeding van
1500 gulden voor de eilandengroep die nauwelijks 40 bij 40 kilometer groot
is.
Mr.
P. Doedens, advocaat van een van de hoofdverdachten in de zaak, noemt
de vergoeding "opmerkelijk hoog" en vermoedt dat het gaat om tipgeld.
"Als dat zo is, is het opmerkelijk dat ABN Amro als mogelijke mede-verdachte
in het onderzoek dit bedrag zelf heeft betaald aan de getuige. Justitie
beschikt zelf over een prima regeling voor de uitbetaling van 'toon- en
tipgelden'. Maar het zegt ook iets over de kennelijk warme banden tussen
de bank en het openbaar ministerie."
Volgens justitie is het hoofdkantoor van ABN Amro in Amsterdam gevraagd
de vergoeding uit te betalen omdat een beroep op de regeling toon- en
tipgelden in het geval van DANBURY 72 te veel tijd zou kosten. Het geld
is inderdaad uitbetaald via het filiaal van de bank in Hongkong, aldus
Salomon. "De officier hecht eraan op te merken dat het geen tipgeld betrof",
stelt de rechter-commissaris echter.
DANBURY 72 zou belastende verklaringen hebben afgelegd tegen twee van
de hoofdverdachten in de Sarphatistraat-affaire. Die verklaringen zouden
ABN Amro uit de wind hebben gehouden. Doedens zet dan ook grote vraagtekens
bij de identiteit van deze getuige. "Het kan wel een medewerker van ABN
Amro zijn."
Twee weken geleden stond justitie op het punt de anonieme getuige opnieuw
te gaan horen toen uit Hongkong het bericht kwam dat DANBURY 72 niet kon
worden gesproken omdat hij was gearresteerd in de vijftig kilometer verderop
gelegen stadstaat Maccau.
Officier van justitie mr. Henk de Graaff heeft tot op heden geweigerd
ABN Amro als verdachte te bestempelen in de diamantfraude. Dit wordt door
de raadslieden van de huidige verdachten gezien als een opmerkelijke houding,
temeer omdat uit een uitgebreide rapportage door het onafhankelijke accountantsbureau
KPMG al is gebleken dat er tot in de top van het bankconcern verwijtbare
fouten zijn gemaakt.
Onder meer door falende controle en gebrekkige communicatie tot en met
de raad van bestuur van ABN Amro bleven de fraudepraktijken aan de Sarphatistraat
lange tijd ongestraft. Doedens: "Iedereen met een beetje gezond verstand
kan uit het KPMG-rapport lezen dat de bank wel degelijk als een van de
verdachten zou moeten worden aangemerkt."
Het openbaar ministerie heeft lange tijd geweigerd om zelfs maar een
onderzoek naar de omvangrijke fraude in te stellen. Dat gebeurde op aandringen
van ABN Amro, dat eerst intern orde op zaken wilde stellen voordat aangifte
zou worden gedaan. Pas na een artikel in deze krant over de verduistering
van 180 miljoen zou fraude-officier De Graaff niet anders hebben
gekund dan het gerechtelijk vooronderzoek te starten.
Advocaat Doedens probeert nu via getuigenverhoren meer duidelijkheid
in toedracht en gevolg van de fraude te krijgen. Hij heeft de onderzoeksrechter
gevraagd enkele tientallen getuigen op te roepen. Die weigerde dat aanvankelijk,
maar is inmiddels op last van de rechtbank begonnen een klein aantal getuigen
te ondervragen. Afhankelijk van de resultaten van die verhoren wordt een
beslissing genomen of ook de rest moet komen opdraven. Als dat positief
uitvalt, zullen ook bestuursvoorzitter J. Kalff van ABN Amro, alsmede
zijn broer G. Kalff, voormalig directeur-generaal bij de bank, voor de
rechter moeten verschijnen.
Doedens wil topman Jan Kalff in de volksmond ook wel 'het gouden kalf'
genoemd vragen waarom er bij eerdere fraudezaken binnen ABN Amro geen
aangifte is gedaan en waarom er pas na publicatie van een artikel in De
Telegraaf is besloten wél aangifte te doen van de diamantfraude.
Ook wil Doedens weten of er tussen het openbaar ministerie en ABN Amro
afspraken zijn gemaakt over het uitblijven van een zichtbare strafrechtelijke
vervolging van de bank.