'Hogere looneisen logisch
maar moment slecht gekozen'
door Marjan van Beuningen en Alex de Vries - AMSTERDAM,
woensdag
Dat de
vakbonden de looneisen verhogen is niet meer dan logisch. Maar de timing
is allerbelabberdst, betoogt de Delftse hoogleraar prof. dr. A.
Kleinknecht. "Het risico dat een recessie voor de deur staat is
zeer aannemelijk. Als de lonen het komende jaar hoger uitvallen en de
conjunctuur slaat om, zal iedereen met een beschuldigende vinger naar
de vakbeweging wijzen."
Gisteren werd
bekend dat de vakcentrale FNV onder druk van de leden voor het komend
cao-seizoen de looneis van 3 procent naar verwachting zal verhogen naar
4 procent. Hoogleraar arbeidseconomie C. Teulings denkt dat de
loonstijging in 2000 gemiddeld uit zal komen tussen de 3 en 3,5
procent. Abvakabo FNV en de Bouw- en Houtbond FNV eisen respectievelijk
4 en 3,5 procent meer loon, los van extra geld voor verbetering van
arbeidsvoorwaarden.
Kleinknecht windt er geen doekjes om dat hij een groot
voorstander is van het loslaten van loonmatiging. Het in de hand houden
van de loonstijging remt volgens hem het innovatieve vermogen van het
bedrijfsleven en leidt alleen maar tot slecht ondernemerschap. Hogere
lonen zijn goed voor de economie, stelt de hoogleraar. Zwakke bedrijven
worden weggevaagd, de binnenlandse bestedingen zullen toenemen en het
stimuleert ondernemingen te investeren in nieuwe technieken.
"Maar dat de vakbonden er voor kiezen nú de
looneis te verhogen zal mijn pleidooi geen goed doen. Ze hadden het
beter een aantal jaar geleden kunnen doen, of moeten wachten tot na het
omslaan van de economie."
Want het zou hem 'verbazen' als die omslag niet op korte
termijn komt. "Iedereen is nu nog laaiend enthousiast over de
Nederlandse economie. Maar die 'zeepbel' waar af en toe voor wordt
gewaarschuwd, is er wel degelijk. Een paar tikjes, een aantal bedrijven
die met een winstwaarschuwing komen, kan genoeg zijn om die bel te
laten klappen", aldus Kleinknecht.
Hij wijst er op dat de economie gemiddeld elke zeven tot
tien jaar een recessie vertoont. "De laatste was in 1992. Dat
betekent dat we aan het begin van de volgende eeuw weer een terugval
kunnen verwachten. En die cyclus laat een verbluffende regelmaat
zien", zegt Kleinknecht. De beurs laat volgens hem nu al zien over
het hoogtepunt heen te zijn.
Toch was de ongebruikelijke stap van de vakbeweging
onvermijdelijk. "Anders verliezen de vakbonden de greep op de
achterban", ziet Kleinknecht. Mensen willen profiteren van de
hoogconjunctuur van de laatste jaren en ook de krapte op de
arbeidsmarkt vraagt om hogere lonen. "En als de cao's daar niet in
voorzien, regelen werkgevers het wel op een andere manier. Dan gooien
ze bijvoorbeeld de werknemers gewoon in een hogere loonschaal."
Ook Teulings, tevens directeur van het Tinbergen
Instituut, vindt de hogere looneisen logisch. Het is volgens hem een
natuurlijke correctie die geen gevaar oplevert voor het poldermodel.
"Laten we eerlijk zijn, het poldermodel staat niet voor
loonmatiging maar voor gereguleerd overleg tussen sociale partners in
plaats van pure marktwerking. En als de vakbeweging voorkomt dat er de
komende jaren een loonspiraal ontstaat is er niets aan de hand",
aldus Teulings. "De loonstijging heeft een dempende werking op de
economie, waardoor de concurrentiepositie van het bedrijfsleven iets
minder zal worden en de vraag naar arbeid afneemt. Het is een
natuurlijke ontwikkeling."
Dat de vakbonden de in hun ogen te hoge salarissen van
topmanagers als uitgangspunt nemen, vindt Teulings wel een risico.
"Het is een begrijpelijk emotioneel argument, maar kan niet te
vaak worden gehanteerd. Dan wordt het gevaarlijk en ontstaat een haasje
over-effect waar niemand bij gebaat is." Hij betwijfelt overigens
of de zelfverrijking van topbestuurders wel zo omvangrijk is als de
vakbeweging beweert. Volgens een eerder onderzoek van de FNV zouden de
lonen van de top in het bedrijfsleven in 1998 met 8 procent zijn
gestegen. "Ik sta wantrouwig tegenover deze cijfers. Mijn indruk
is dat de lonen van topbestuurders, los van excessen, veel minder zijn
gestegen."
De meningen zijn verdeeld over hoe een eventuele
'ouderwetse' loongolf zou uitpakken voor de Nederlandse economie.
Kleinknecht is niet bang voor inflatoire gevolgen van hogere lonen.
"Nederland ondervindt nu al nadelen van een hoge inflatie. De
Nederlandse bedrijven concurreren te veel op prijs en te weinig op
kwaliteit. Maar het export-overschot is hoog genoeg, het is niet zo erg
als dat wat minder wordt."
Volgens werkgeversorganisatie VNO-NCW daarentegen komt
onze concurrentiepositie wel degelijk in gevaar. De werkgeverskoepel
waarschuwt al maanden met de arbeidsinkomensquote (aiq) in de hand voor
te hoge loonkosten.
De aiq is dat deel van het nationaal inkomen dat
jaarlijks aan lonen wordt besteed. De sociale partners hebben
afgesproken dat een aiq van 80 acceptabel is. Hoge ratio's zouden
wijzen op uit de hand lopende loonkosten en dus het gevaar van de alom
gevreesde spiraal waarin lonen en prijzen elkaar beurtelings opjagen.
De aiq kruipt volgens cijfers van het Centraal Planbureau nu richting
de 84. Teulings zegt 80 aan de lage kant te vinden, maar vindt 84 te
hoog. "Dat dit niet zo kan doorgaan is duidelijk."
Er is in de ogen van Teulings maar één
oplossing waardoor de druk op de arbeidsmarkt en dus ook op de
economie, kan afnemen. "Het kabinet moet zich de komende tien jaar
met volle kracht richten op het vergroten van de arbeidsdeelname van
55-plussers. Daar zitten de grote aantallen en het grote geld."
|