Gevecht om kunstbezit
Goudstikker gaat door
Van onze kunstredactie - DEN HAAG, dinsdag
Een eerder verzoek om restitutie mag dan anderhalf
jaar geleden door de toenmalige staatssecretaris van cultuur Aad Nuis
zijn afgewezen, de Amerikaanse erfgenamen van de joodse kunsthandelaar
Jacques Goudstikker geven niet op.
Zij hebben gisteren voor het gerechtshof in Den Haag
nogmaals alle 230 kunstvoorwerpen uit de collectie Goudstikker, die
zich sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog in Nederlands
kunstbezit bevinden, teruggeëist.
Volgens de Amsterdamse advocaten van Marei von
Saher-Langenbein, de schoondochter van de in 1940 tijdens zijn vlucht
naar Engeland gestorven Goudstikker, kan het onmogelijk zo zijn dat de
Nederlandse staat de veelal kostbare schilderijen die zich nu in tal
van Nederlandse musea bevinden, mag behouden. Dit zou immers betekenen
"dat de joodse onderneming (Goudstikker) onevenredig heeft
bijgedragen in vergoeding van de schade die de Duitsers aan Nederland
in de Tweede Wereldoorlog hebben veroorzaakt. De staat heeft over de
rug van Goudstikker zijn nationale kunstbezit verrijkt", aldus mr.
Roelof van Holthe tot Echten.
Verkoop
De collectie Goudstikker bestond voor de
oorlog uit ruim twaalfhonderd schilderijen, tekeningen en sculpturen.
Na de dood van Jacques Goudstikker werd de zaak door zijn opvolger,
onder dwang en zonder medeweten van de weduwe Goudstikker, verkocht aan
de Rijks-Duitsers Göring en Miedl. De kunstwerken verdwenen op die
manier in verschillende nazi-collecties.
Na de bevrijding heeft de weduwe, de inmiddels
hertrouwde Désiree von Saher, getracht haar bezit terug te
eisen. Deels is zij daarin ook geslaagd. Tegen betaling van 350.000
gulden kreeg zij alle onroerende goederen van de firma van haar eerste
echtgenoot terug.
De schilderijen bleven echter staatseigendom. Het
protesteren moe en murw gestreden, ging zij in 1952 met tegenzin
akkoord met een schikking. Zij verklaarde afstand te doen van alle
rechten op de schilderijen en kunstvoorwerpen die tussen mei 1940 en
mei 1945 door Goudstikker NV aan Miedl N.V. zijn geleverd, ongeacht of
zij zich in Nederland of nog in Duitsland bevonden.
Procederen
De advocaat van de familie meent dat de staat de
weduwe Goudstikker bewust heeft stuk geprocedeerd. Zo zou zij met opzet
foutief zijn voorgelicht over de exacte waarde van de kunstcollectie
van haar overleden man omdat men teruggave van de werken wilde
verhinderen. De Stichting Nederlands Kunstbezit die destijds de uit
Duitsland teruggevorderde kunstwerken beheerde zou er een dubbele
agenda op nagehouden hebben.
Enerzijds zou zij tegenover de Geallieerden hebben
volgehouden dat de verkoop onvrijwillig is geweest om de werken naar
Nederland te kunnen krijgen. Anderzijds heeft zij tegenover de weduwe
Goudstikker steeds betwist dat de transactie onder dwang heeft
plaatsgevonden. Bovendien zou de verkoop voor de familie Goudstikker
juist gunstig zijn geweest. De koopsom werd op slimme wijze belegd en
een deel daarvan is gedurende de oorlog ter beschikking van de weduwe
gekomen.
Rechtsherstel
Volgens de landsadvocaat Maarten van Rijn
zijn al deze verwijten op niets gebaseerd. Zijns inziens heeft de staat
kort na de oorlog de zaak uitstekend afgehandeld. "Het
rechtsherstel in het dossier Goudstikker is over de hele linie op
zorgvuldige en definitieve wijze afgewikkeld. Van misbruik van
economisch en feitelijk overwicht, stuk procederen, het rekken van
procedures of het in strijd handelen met morele rechtvaardigheid, is
niets gebleken. ", aldus Van Rijn.
Hij is ervan overtuigd dat de weduwe Goudstikker in
1952 bewust en weloverwogen heeft afgezien van het indienen van een
verzoek tot rechtsherstel inzake de verkoop aan Göring. De
advocaten van de ervan bestrijden dit fel en eisen alsnog rechtsherstel.
De rechter doet op 16 december uitspraak.
|