Bommen op bus
met Tsjetsjenen
Van onze correspondent - MOSKOU, vrijdag
Een week na het begin van de bijna triomfantelijke
opmars van het Russische leger in Tsjetsjenië heeft het Kremlin
zich gisteren moeten verantwoorden voor een aanval op een bus met op de
vlucht geslagen Tsjetsjeense burgers. Tussen de 11 en 41 inzittenden
zijn door vermoedelijk Russische bommen gedood.
Tegelijkertijd maakte Moskou de bezoekende EU-trojka
duidelijk dat het iedere vorm van internationale bemiddeling in het
conflict resoluut van de hand wijst. "Tsjetsjenië is een
binnenlandse kwestie", aldus de Russische minister van
Buitenlandse Zaken, Igor Ivanov.
Bij de opening gistermiddag door premier Vladimir Poetin
van een regeringsperscentrum in Moskou, dat "objectieve en
betrouwbare" informatie moet verschaffen over de oorlog in de
Kaukasus, werd hem meteen het vuur na aan de schenen gelegd. De
amateur-videobeelden van de bus vol verminkte bebloede lijken en
gewonden waren toen al over de hele wereld gegaan.
Maar volgens Poetin had Moskou niets te maken met de
slachtpartij van vermoedelijk drie dagen eerder. "Als er zo'n
incident zou hebben plaatsgevonden, dan zouden er niet zoveel
Tsjetsjenen naar Rusland vluchten", meldde de ex-KGB'er Poetin.
De Russische generaal Valeri Manilov meldde dat er bij
de strijd in Dagestan en in Tsjetsjenië in totaal al 125 soldaten
zijn gedood. "Onder hen 28 officieren", voegde hij eraan toe.
Waarnemers gaan er echter vanuit dat het werkelijke dodental veel hoger
ligt.
Het Russische leger heeft inmiddels eenderde van
Tsjetsjenië in handen, maar lijkt voorlopig halt te hebben
gehouden bij de rivier de Terek, die het vlakke laagland in het noorden
afscheidt van het bergachtige zuiden.
|