De Financiële Consument
ondert redactie van Peter van der Tuin. Bijdrage: Theo
Mebius
Het regime voor lijfrenteverzekeringen gaat in 2001
ingrijpend veranderen. Naar het oordeel van de fiscus is de algemene
lijfrente-aftrek voor iedere Nederlander niet meer nodig. De stroom van
jaarlijks af te sluiten koopsommen zal dus inkrimpen. Daarnaast zullen
veel mensen die al eerder een lijfrenteverzekering tegen jaarlijkse
premie hebben gesloten, die premiebetaling stopzetten.
Is er niets meer af te trekken, dan heeft zo'n
verzekering immers geen zin meer. Dus zal men die polissen premievrij
maken. Voor het verzekeringsbedrijf betekent dat een enorme terugval,
want er gaan in de lijfrente- en koopsommensfeer miljarden om.
Belastingplan 21e eeuw (4)
Tot 1992 waren er in Nederland in ruime mate
mogelijkheden om het belastbaar inkomen te verlagen via het afsluiten
van een lijfrenteverzekering tegen jaarlijkse premiebetaling. Per
persoon mocht je tot dat jaar 17.459 aan lijfrentepremie
aftrekken. Via de zogenoemde Brede Herwaardering heeft men daar in 1992
een eind aan gemaakt, althans voor nieuw te sluiten verzekeringen. Voor
de oude polissen bleef die ruime aftrek gelden en deze werd bovendien
jaarlijks voor de inflatie aangepast. Zo kun je nu dus nog voor
lijfrentepolissen die voor 1992 zijn afgesloten per persoon circa
20.000 aftrekken. In het jaar 2001 komt die aftrek helemaal te
vervallen.
In 1992 is de maximale aftrek in het kader van de Brede
Herwaardering teruggebracht naar 5.000 per persoon. Ook dat
bedrag is jaarlijks voor de inflatie aangepast, zodat je nu jaarlijks
nog ruim 6.000 per persoon kunt aftrekken als lijfrentepremie.
Ook die aftrek komt in 2001 te vervallen. Waarom? De fiscus is van
mening dat deze aftrek voor belastingontwijking wordt gebruikt en dat
de mensen die van deze aftrek gebruik maken in het algemeen al genoeg
mogelijkheden hebben om pensioen op te bouwen. Het is de vraag of die
redenering wel juist is. Voordat ik op die vraag in ga echter wat
cijfers.
Eind 1998 waren er in Nederland 112.000
lijfrentepolissen tegen periodieke premiebetaling die voor de Brede
Herwaardering zijn afgesloten. In totaal gaat het daarbij om een
verzekerd kapitaal van 18 miljard. Gemiddeld per polis komt dat
uit op 157.000. Vanaf 1992 zijn onder het nieuwe regiem ruim een
miljoen van deze polissen afgesloten voor een totaal verzekerd bedrag
van 80 miljard en gemiddeld per polis 76.000. Verder zijn
er sinds 1992 nog ruim 900.000 koopsompolissen afgesloten voor een
totaal verzekerd bedrag van 25 miljard en gemiddeld 28.000
per polis. Al deze polissen zijn gesloten op basis van belastingaftrek
van de premie of de koopsom.
Een dergelijke polis betekent echter aftrek van
belasting bij sluiting, maar betaling van belasting als de polis tot
uitkering komt. Het gaat dus om uitstel van belasting. Van die enorme
massa aan uitstaande polissen komen er jaarlijks dus ook grote
aantallen tot uitkering. In het jaar 2001 wordt er op die polissen in
totaal 3,3 miljard aan periodieke lijfrentebetalingen uitgekeerd.
Een fors deel hiervan valt direct in de schatkist, want die 3,3
miljard vormt immers belastbaar inkomen. Men kan veilig aannemen dat de
fiscus uit deze polissen in 2001 zeker 1,3 à 1,5
miljard in de vorm van belastingopbrengst toucheert. Het uit te keren
bedrag loopt in de toekomst jaarlijks op. Berekeningen tonen aan dat
dit in 2012 zal zijn opgelopen tot 6,7 miljard, zodat in dat jaar
minstens 2,5 miljard daarvan direct in de schatkist valt. Daaraan
zie je dat ook voor de fiscus geldt: wat in het vat zit verzuurt niet.
Toch maakt de fiscus er in 2001 een eind aan. Veel
lijfrentepolissen tegen periodieke premiebetaling zullen dan door de
klanten worden stopgezet. Dit betekent dat de polissen premievrij
worden gemaakt en dat het premie-inkomen van levensverzekeraars fors
daalt. Vanaf 2001 geldt de algemene lijfrente-aftrek niet meer. Aftrek
is vanaf dat jaar nog slechts toegestaan wanneer iemand kan aantonen
dat hij of zij een pensioengat heeft. De bewijslast ligt bij de
belastingbetaler.
Wie is in staat om dat zelfstandig te berekenen? Bijna
niemand, want de pensioenproblematiek is voor de gemiddelde Nederlander
uiterst ingewikkeld. Je hebt daarbij de hulp nodig van een
pensioendeskundige en dat zijn mensen die andere tarieven hanteren dan
de tuinman. Ook voor de belastingdienst wordt het in de uitvoering een
heel probleem om uit te vinden of iemand al dan niet in aanmerking komt
voor lijfrente-aftrek. Bovendien is het onjuist om ervan uit te gaan
dat iedereen in Nederland een goed pensioen heeft. Uit allerlei
berekeningen van verzekeraars blijkt dat voor veel mensen het maar wat
fijn is dat ze via de lijfrente-aftrek nog wat aan pensioen kunnen
bijsprokkelen.
Kortom, het is een ondoordacht fiscaal idee om de
algemene lijfrente-aftrek vanaf 2001 te schrappen. Decennia lang is
juist gepoogd de spaarzin van Nederlanders te versterken. Maar ook dat
idee wordt opgeofferd aan de Heilige Koe die het Belastingplan voor de
21e eeuw is.
Verzekeraars krijgen vanaf 2001 miljarden minder
binnen.
FOTO: JOS VAN LEEUWEN
|