Fiscaal pensioenopbouw
regelen wordt lastiger
Het publiek was ontzet, de verzekeraars waren furieus. Want in het
Belastingplan voor de 21e Eeuw wordt het bijna onmogelijk jaarlijks een
fijne aftrekpost te creëren door middel van een koopsompolis of
lijfrentecontract. Alleen wie met cijfers kan aantonen dat hij of zij
een pensioentekort heeft zou de dans ontspringen. Maar kan een normaal
mens dat uitrekenen? De werkelijkheid is gelukkig wat genuanceerder.
Maar het fiscaalvriendelijk opbouwen van een pensioen wordt allemaal
wel moeilijker en omslachtiger, ook voor de zelfstandige ondernemer en
directeur-grootaandeelhouder.
door Peter van der Tuin - TILBURG, donderdag
"Voor de meeste mensen is een pensioentekort
niet zo moeilijk aan te tonen en het afschaffen van de zorgeloze
koopsompolisstorting hoeft ook geen drama te worden", zegt mr.
Theo Gommer (33). Hij is pensioenjurist bij Akkermans & Partners in
Tilburg, een van de grootste organisaties van pensioendeskundigen van
ons land. "Een werknemer bouwt meestal 1,75% van zijn
pensioengrondslag op om op zijn 65e jaar 70% van zijn eindloon als
pensioen te krijgen, inclusief AOW. Daarvoor moet je dus 40 jaar werken
en dat gebeurt tegenwoordig bijna niet meer. Dus heeft die werknemer
een pensioentekort, als hij verder geen eigen voorzieningen heeft
getroffen"
Een voorbeeld: iemand werkt 30 jaar bij een baas en
bouwt dus 52,5% van zijn laatste salaris op als pensioen. Zijn bruto
jaarsalaris is nu 70.000. Hij telt nu alle voorzieningen op, dus
AOW, pensioen van het bedrijf en eventuele reeds bestaande
lijfrentevoorzieningen. Komt dat tezamen lager uit dan 70% van
70.000, dus 49.000, dan mag hij alsnog zelf iets aanvullen
met een lijfrentepolis en het bedrag dat hij daaraan besteed is
aftrekbaar. Het jaar daarop moet die berekening weer worden gemaakt.
"Daar kan men het beste een goede pensioenadviseur voor
raadplegen, zeker als er sprake is van pensioenbreuk. Dat advies kost
natuurlijk ieder jaar geld. Maar wie een goed pensioen wil heeft dat er
wel voor over", meent Gommer die er op wijst dat ook de aftrek van
contractuele jaarlijkse lijfrentestortingen vervalt in 2001."Ik
denk dat de meeste mensen dan gewoon ophouden met betalen want dat is
juridisch toegestaan. Maar ik denk ook dat heel veel mensen dit jaar en
volgend jaar nog extra koopsommen aanschaffen nu het nog kan en
aftrekbaar is."
Wie eerder wil stoppen met werken dan op het 65e jaar,
kan volgens hem naar de werkgever stappen en vragen of hij extra kan
bijstorten in het pensioenfonds van het bedrijf in plaats van de
traditionele koopsompolis aan te schaffen. Het spaarloon kan daar
bijvoorbeeld voor gebruikt worden na de wettelijke blokkeringsperiode
van vier jaar. Zo'n extra bijdrage is namelijk straks ook geheel
fiscaal aftrekbaar. Gommer: "Maar het leidt wel tot veel
administratieve rompslomp voor de werkgever. Want hoe is je
affinanciering geregeld als je opstapt bij die baas? Als die niet mee
wil werken gaat deze aanpak dus niet door. Dan moet men maar zelf gaan
sparen of beleggen, al val je dan weer onder de rendementsheffing, heb
je geen fiscaal voordeel en loop je beleggingsrisico. Maar je
eindkapitaal is dan wel netto. Kapitaalverzekeringen of spaarplannen
van verzekeraars gaan natuurlijk hun voordelen verliezen als je zelf
straks vrijwel netto kan gaan sparen en beleggen."
Er zijn in ons land nog mensen zonder enige
pensioenregeling. Voor hen is de komende regeling weer anders. Zij
mogen jaarlijks wel via fiscaal aftrekbare lijfrentecontracten een
oudedagsvoorziening gaan opbouwen. Stel dat hun inkomen weer
70.000 in een jaar is, dan geldt dat zij 15% mogen storten voor
lijfrentepolissen over het bedrag dat hun inkomen hoger is dan
30.000. In dit geval mag dus 15% worden gestort over een bedrag
van 40.000 (70.000 minus 30.000), dus 6000. Een
aparte situatie geldt als er sprake is van een 'aanzienlijk
pensioentekort' en aanzienlijk wil hier zeggen dat er sprake is van een
pensioen dat minder is dan 63% van hun huidige jaarinkomen. Wie in dat
geval ouder is dan 39 jaar mag nog eens maximaal 12.000 aftrekken
voor lijfrentevoorzieningen.
Voor kleine zelfstandigen die geen BV hebben maar een
eenmanszaak, maatschap of commanditaire vennootschap (de zogenaamde
IB-ondernemers) komt weer een andere regeling. De fiscale Oudedags
Reserve( FOR) blijft bestaan maar moet vanaf 2001 op de balans worden
opgenomen als voorziening. Wie bijvoorbeeld 60.000 winst maakt in
een jaar mag daarvan 12% reserveren voor de FOR met de beperking dat
het totale FOR-bedrag niet groter mag zijn dan het
ondernemingsvermogen. Is een duidelijk pensioentekort aan te tonen dan
mag deze ondernemer lijfrentestortingen doen totdat zijn totale
voorzieningen weer 70% opleveren van het actuele jaarinkomen. "Dat
kan dus ieder jaar anders liggen en er zijn enkele voorschriften voor
inhaal als men eens een of meer jaren wel winst heeft gemaakt maar er
een te laag ondernemingsvermogen was", zegt Gommer.
Voor de directeur-grootaandeelhouder (DGA) in een BV of
NV ligt het weer anders. Die is werknemer in de eigen organisatie en
kan min of meer het eigen inkomen vaststellen. Er zijn twee
mogelijkheden. Brengt hij zijn pensioen onder bij een
verzekeringsmaatschappij dan geldt een zogenaamde 'AOW-franchise' (dus
een soort vrijgesteld bedrag) van 20.000. Als hij 100.000
verdient is 70% van dat salaris dus 70.000. Hij mag voorzieningen
opbouwen tot 70% van 100.000 minus de franchise van 20.000,
dus in totaal 70% van 80.000= 56.000. Komt hij daar niet
aan, dan mag hij dus een bedrag voor lijfrente storten en dat bedrag is
aftrekbaar.
"Maar hij kan het ook in eigen beheer doen, dus
in de zaak", zegt Gommer. "Dan echter geldt opeens een
franchise van 30.000 in plaats van de eerder genoemde
20.000. Het betekent dat hij maar kan opbouwen tot voorzieningen
die een pensioen garanderen van 70% van 100.000 minus
30.000, dus in totaal 70% van 70.000= 49.000. Eigen
beheer is dus minder voordelig maar dat geeft weer meer recht op
fiscale aftrek voor lijfrentestortingen. Bij alle twee methodes geldt
overigens dat de DGA niet plotseling vanaf zijn 55e jaar zijn salaris
opeens ongelimiteerd mag opkrikken om zo een groot pensioentekort te
kweken en dus grote aftrekmogelijkheden. Vanaf het 55e jaar mag het
salaris namelijk nog maar met maximaal 2% plus de gemiddelde
cao-verhoging per jaar stijgen."
|