Financieringsbehoefte Rijk
daalt tot 57,2 miljard
Van een onzer verslaggevers - DEN HAAG, woensdag
De financieringsbehoefte van het Rijk daalt volgend
jaar met ruim 20 miljard tot 57,2 miljard. De daling is
voor het grootste deel te verklaren uit de vervroegde aflossingen die
dit jaar werden gedaan in het kader van de omruil van staatsleningen.
Daardoor komt de financieringsbehoefte in 1999 uit op maar liefst
78,8 miljard.
Gecorrigeerd voor de omruil is sprake van een geringe
afname van de financieringsbehoefte: van 58,7 miljard (1999) tot
57,2 miljard.
Eén en ander blijkt uit de Miljoenennota die
gisteren is gepresenteerd. Het kabinet hanteert als uitgangspunt dat de
gehele financieringsbehoefte op de kapitaalmarkt wordt gedekt.
De reguliere aflossingen op de staatsschuld lopen dit en
volgend jaar ook niet al te ver uiteen: 43 miljard in 1999 en
40,4 miljard in 2000. Het ministerie van Financiën beschouwt
dit als een 'normaal niveau', nadat in de jaren 1996 en '97 relatief
weinig werd afgelost. In het laatstgenoemde jaar bedroeg de
financieringsbehoefte 'slechts' 30,1 miljard.
Girale euro
De omruil van de staatsleningen heeft alles te
maken met de invoering van de girale euro, per begin dit jaar. Daardoor
is één Europese kapitaalmarkt zonder valutarisico's
ontstaan, die groter is dan de Amerikaanse obligatiemarkt. Met als
gevolg dat de Nederlandse Staat niet langer een dominante geldnemer is
op de eigen kapitaalmarkt, maar binnen de eurozone moet concurreren met
bijvoorbeeld de Spaanse of de Italiaanse overheid.
In die strijd is het van groot belang dat de Dutch
State Loans zo goed mogelijk verhandelbaar zijn. Ter vergroting van
de liquiditeit worden oude staatsleningen omgewisseld in een geringer
aantal grotere leningen. Overigens werd in 1998 al een begin gemaakt
met deze herstructurering van de staatsschuld. Staatsleningen met een
volume van minimaal EUR10 miljard (ruim 22 miljard) worden
volgens Financiën door beleggers het hoogst gewaardeerd. Het is
dan ook de bedoeling dat de jaarlijkse kapitaalmarktbehoefte van meer
dan 55 miljard over niet meer dan twee à drie leningen
wordt gespreid.
Dit beleid heeft er inmiddels al toe geleid dat het
aantal staatsleningen eind dit jaar zal zijn afgenomen tot 33, om
volgend jaar verder te dalen tot 27. In 1994 waren er nog 50
staatsleningen. Volgend jaar zullen er zes leningen uitstaan met de op
de eurokapitaalmarkt gewenste grootte van ongeveer EUR10 miljard. In
1997 waren die er nog niet. Daarnaast is in samenwerking met de banken
die de staatsleningen plaatsen (de primary dealers) onder de
naam MTS Amsterdam een elektronisch handelssysteem voor Nederlandse
Staatsleningen opgericht.
Moeite waard
Op termijn moet dit er toe leiden dat de
financieringskosten dalen. Volgens minister G. Zalm (Financiën)
gaat het daarbij om "honderdsten van procenten". "Maar
dat is bij de bedragen waar we het over hebben de moeite waard. Ieder
miljoen dat je verdient, is meegenomen."
Het feitelijk te financieren tekort (dus zonder
aflossingen op de staatsschuld, waarvoor weer opnieuw geld moet worden
geleend) komt volgend jaar uit op 16,8 miljard. Daardoor stijgt
de staatsschuld per eind 2000 naar verwachting tot 440 miljard.
Omdat de economie harder groeit dan de staatsschuld,
daalt deze als percentage van het BBP (bruto binnenlands product) van
64,3 dit jaar tot 62,2 volgend jaar. Daarmee komt Nederland steeds
dichter bij de 60% die door het Verdrag van Maastricht wordt
voorgeschreven. Het begrotingstekort (eveneens uitgedrukt in procenten
van het BBP) voldeed al veel eerder ruim aan de eisen van het
stabiliteitspact (maximaal 3%), dat de eurolanden overeen zijn gekomen.
Dit jaar zal het zogenoemde EMU-tekort uitkomen
op 0,6%. In 1998 werd met 0,8% al het laagste tekort in de afgelopen 25
jaar bereikt. Volgend jaar zal een verdere afname tot een half procent
plaatsvinden. Ter vergelijking: bij het aantreden van het eerste
kabinet-Kok in 1994 bedroeg het tekort nog 3,8%. Bij een hoger dan
verwachte economische groei kan zelfs begrotingsevenwicht worden
bereikt.
Overschotsituatie
"Maar zelfs als we in 2000 per ongeluk in
een overschotsituatie waarbij de staatsschuld niet alleen relatief,
maar ook absoluut daalt, red. terecht zouden komen, dan kun je ervan
uitgaan dat we in 2001 weer in de rode cijfers belanden", dempt
minister Zalm de feestvreugde. Zowel in 2001 als in 2002 komt het
tekort naar verwachting weer boven de 1%, als gevolg van de
lastenverlichting van 5 miljard die gepaard gaat met de
ingrijpende herziening van het belastingstelsel.
Over de staatsschuld wordt dit jaar een slordige
30 miljard aan rente betaald. In de eerste helft van dit jaar kon
nog worden geprofiteerd van een dalende kapitaalmarktrente. Het
ministerie van Financiën hanteert voor 2000 een zogenaamde
'rekenrente' van 5,25%, tegenover 4,6% dit jaar. De rekenrente over
2001 en 2002 is vastgesteld op 6,17%, om pas in 2003 licht te dalen,
naar 6%.
|