Prins reikt voor 50e keer Zilveren Anjers uit
door Rob Knijff - AMSTERDAM,
vrijdag
In de Burgerzaal van het Koninklijk Paleis op de Dam
kon je gisteren een speld horen vallen. Alle ogen waren gericht op
Prins Bernhard, die voor het 50e opeenvolgende jaar zijn zilveren
Anjer-onderscheidingen uitreikte aan vijf landgenoten die zich
verdienstelijk hebben gemaakt op het gebied van cultuur of natuurbehoud.
Voor het eerst verscheen de 87-jarige prins in het
openbaar met zijn zilveren halsklepje dat een open gaatje afschermt
naar zijn luchtpijp. De opening in de hals, ter hoogte van de
adamsappel, werd zes weken geleden in het Academisch Ziekenhuis Utrecht
gecreëerd, na aanhoudende klachten van kortademigheid bij de prins.
Gebruind van zijn vakantie verscheen prins Bernhard
gisteren voor het eerst na zijn operatie, zes weken geleden, weer in
het openbaar. De kraag van zijn hemd had hij sportief openstaan zodat
het zilveren klepje, dat met een lichtblauw fluwelen lint om zijn hals
zat, duidelijk zichtbaar was. FOTO'S: JOHANNES DALHUIJSEN
Slechts heel even hielden de honderden genodigden
gisteren de adem in toen de vitale prins het spreekgestoelte beklom om,
zoals hij al vijftig jaar doet, zelf de Zilveren Anjer-winnaars toe te
spreken.
Door de onbarmhartige registratie van de microfoon op
het spreekgestoelte, was duidelijk de nog wat moeizame ademhaling van
de prins te horen. Maar de gebronsde prins, net terug van een tocht op
zijn jacht over de Middellandse Zee, trok zich hier niets van aan.
Al grappen makend won hij zijn gehoor als vanouds snel
voor zich. "De eerste keer dat ik de Zilveren Anjer uitreikte, was
in 1950. Ik heb nooit verstek laten gaan. Toen ik nakeek wat ik in 1950
gezegd heb, viel dat tegen. De toespraak was vooral erg lang. Ik deed
de hele geschiedenis van het Fonds en de Anjer uit de doeken, met
jaartallen en namen. Ik bied de toehoorders van toen, als die er nog
zijn, alsnog mijn excuses aan."
Warme en persoonlijke woorden wijdde hij ook aan de
vijf prijswinnaars: dr.ir. J. Vermeer, H.L. Visser, drs. J.T. Bremer,
drs. M.C. Scheers en H. Ruessink.
|