Tabaksblat: weer groei na
'vervelend' saneringswerk
Hij trad aan tijdens de geruchtmakende Omo
Power-affaire, en vertrekt kort nadat 'zijn' concern geschiedenis
schreef door 16 miljard terug te geven aan de aandeelhouders. In
de tussenliggende vijf jaar was Morris Tabaksblat (61) topman van
Unilever, de Brits/Nederlandse producent van voedingsmiddelen (o.m.
Becel en Unox), ijs (Magnum), thee (Lipton), was- en schoonmaakmiddelen
(Omo, Persil, Jif) en producten voor persoonlijke verzorging (Dove, Lux
en Pond's). "Bestuursvoorzitter zijn is niet zo heel erg
ingewikkeld", blikt Tabaksblat alvast terug op zijn in totaal 35
jaar omspannende carrière bij Unilever, die eindigt op de
aandeelshoudersvergadering van 4 mei aanstaande. "Het kost alleen
erg veel tijd."
door MARIJN JONGSMA - ROTTERDAM, zaterdag
Saneren is vervelend werk, vindt Morris Tabaksblat.
Toch is dat precies wat de scheidende Unilever-topman de afgelopen
jaren heeft gedaan op de oude thuismarkten van het concern in Europa.
Vakbonden kunnen niet verkroppen dat tegelijkertijd miljarden guldens
ruwweg de opbrengst van de verkochte chemische bedrijven aan de
aandeelhouders worden uitgekeerd. Tabaksblat toont zich niet onder de
indruk. "De Europese vakbonden hebben vaak tegengestelde belangen,
en zijn daardoor zeer verdeeld."
MORRIS TABAKSBLAT
... Duitsland ligt zwaar achter
op Europese realiteit ...
FOTO: RUUD VAN DER LINDEN
De stemming onder het personeel in de Unilever-fabrieken
is gelaten, zo stelden de Europese vakbonden eind februari op een
gezamenlijke persconferentie, op dezelfde dag dat hun werkgever de
recordteruggave aan de aandeelhouders bekendmaakte. Het belangrijkste
verwijt luidde dat Unilever winstgevende fabrieken sluit zonder daar op
Europees niveau overleg over te willen voeren.
"Wij hebben de Europese grenzen niet
opgeheven", kaatst Tabaksblat terug. "We komen van een
situatie waarin ons bedrijf in ieder land zelfvoorzienend was. Die
achterstand op vooral de Amerikaanse concurrenten lopen we nu in. Als
de vakbonden nu vragen om de klok terug te draaien, dan leven we echt
in verschillende werelden. Ik weet eerlijk gezegd ook niet hoe serieus
ik dat standpunt moet nemen. De Nederlandse vakbond begrijpt ons
namelijk heel goed."
Dat de persconferentie van de vakbonden door Duitsers
werd gedomineerd, is volgens Tabaksblat dan ook geen toeval. "In
Duitsland ligt men zwaar achter op de Europese realiteit. Dat geldt tot
op zekere hoogte ook voor onze bedrijven daar. Ik weet hoe moeilijk het
is in dat land, waar maatregelen moeten worden genomen die de meeste
andere vestigingslanden al achter de rug hebben. Maar ik vind het niet
aanvaardbaar om fabrieken elders te sluiten zodat die in Duitsland
kunnen blijven doordraaien. Dat land moet allereerst zijn eigen
problemen oplossen en dus moeten de vakbonden daar een gesprek met
Unilever Duitsland voeren."
Juist door de grote verschillen tussen de diverse
'Unilever-landen' zijn de Europese vakbonden onderling "zeer
verdeeld", benadrukt de bestuurder hun solidaire optreden voor de
media ten spijt.
"Ze blijven grotendeels nationaal georganiseerd. Er
is wel een overkoepelende club, maar eigenlijk weet je nooit met wie je
dan spreekt. De Europese ondernemingsraad heeft al moeite de dingen
onder één noemer te brengen. Ik kan me dan ook niets bij
een Europese vakbond voorstellen. Ze hebben hun huis nu in elk geval
niet op orde. Dan zou je als werkgever als een soort Pilatus moeten
optreden: 'zoeken jullie zelf maar uit welke fabriek moet worden
gesloten. Ik was mijn handen in onschuld.' Nou, daar komen ze niet
uit."
De al in 1990 ingezette Europese reorganisatie typeert
Tabaksblat als "het trekken van een kar tegen een helling".
Nu de grootste stappen zijn gezet, mogen de aandeelhouders weer groei
op het oude continent verwachten. Bedachtzaam: "Dat is de laatste
jaren onder druk gekomen. Ik bemoei me niet met het beleid van mijn
opvolger Antony Burgmans. Maar het zou me niets verbazen als hij hier
veel aandacht aan gaat geven. De opkomende markten (markten buiten
Europa en Noord-Amerika, red.) groeien echter hoe dan ook veel harder,
en zullen binnen tien jaar goed zijn voor de helft van de concernomzet,
tegen eenderde nu."
De verbazing bij de buitenwacht dat de in 1997
gevormde oorlogskas niet is gebruikt voor majeure overnames begrijpt
Tabaksblat niet. "We hebben overal naar gekeken. Maar we praten
over hele grote bedragen, en dus over exceptioneel grote bedrijven. Er
waren niet meer dan zeven, acht kandidaten, waarvan een deel afviel
door anti-trustmaatregelen. Bij de prijzen die wij hebben gezien waren
we snel uitgepraat. We vermoedden dat wel toen we de chemietak
verkochten. Maar het was de moeite waard de zaak door te spitten."
Tabaksblat zou niet graag als pure saneerder en
bedrijvenverkoper de geschiedenis ingaan. Onder zijn leiding groeide de
divisie persoonlijke verzorging midden jaren tachtig immers van een
bescheiden tak (4% van de concernomzet) tot een kernactiviteit die ruim
een kwart van de omzet (vorig jaar bijna 90 miljard) voor zijn
rekening neemt. Hij denkt er graag aan terug, net als aan het eerste
Unilever-product dat hij in 1968 'zelf' lanceerde: het wasmiddel All.
"Dat was toen echt baanbrekend. Ik was echt trots als ik er mensen
mee uit de winkel zag lopen."
Ironisch genoeg was het ook een wasmiddel dat een
schaduw wierp over zijn start als bestuursvoorzitter, in mei 1994. Het
al voor zijn aantreden met veel tam-tam gelanceerd OMO Power bleek bij
bepaalde kledingstukken tot verhoogde slijtage te leiden. De
Amerikaanse aartsvijand Procter & Gamble (Ariel) sloeg onbarmhartig
toe.
De affaire, die uitmondde in het uit de handel nemen van
Omo Power, was misschien wel de zwaarste periode uit de carrière
van Tabaksblat. "We hadden de ontwikkeling van bepaalde
kleurstoffen in textiel niet opgemerkt. Ik was verbaasd dat zoiets
voorkwam. We hebben echter geleerd er niet te verkrampt mee om te gaan.
Sindsdien is er ook een duidelijk ander mediabeleid. Intern durfde
eerst niemand toe te geven dat er iets mis was. Publieke executies zijn
echter nadrukkelijk vermeden. Ik vreesde dat niemand dan nog iets
nieuws zou durven te beginnen. In dit vak moet je bereid zijn risico's
te lopen."
Voor zijn aantreden in de raad van bestuur in 1984
had Tabaksblat nog nooit op het Rotterdamse hoofdkantoor van Unilever
gewerkt. En toen hij eenmaal bestuursvoorzitter werd, besloot hij
stevig te gaan decentraliseren. "Daar was nogal wat weerstand
tegen in de top. Het vergde veel evangelisatiewerk. Ik heb zo'n
hoofdkantoor altijd een merkwaardig fenomeen gevonden, dat soms remmend
aanwezig was. Ze wisten het vaak beter dan de man of vrouw in het veld.
Die eigenwijsheid is minder geworden."
Erg veel tijd om op zijn lauweren te rusten zal
Tabaksblat voorlopig niet hebben. Als 'supercommissaris' bij
uitgeverijconcern Reed Elsevier is hij op zoek naar een geschikte
topman, die de huidige tweekoppige leiding moet vervangen. Maar een
goede reden om zijn vaste roeiafspraak af te zeggen is er niet meer.
Zaterdagochtend negen uur sharp in de veteranen-acht, waar hij
als nummer twee voor de boeg J. Peters (bekend van Aegon en uiteraard
de commissie-Peters) zit. "Tijdens het keren nemen we de hele
beurshandel door. Peters regeert overigens met ijzeren hand. Alleen als
ik zaterdagnacht pas om drie uur thuiskom, mag ik 's morgens
afbellen."
|