Italië laat zigeuners in de kou staan
door Maarten van Aalderen - ROME, vrijdag
Het bestaan is keihard in Casilino 700. In dit
grootste zigeunerkamp van Europa, even onder Rome, wonen ongeveer 1200
mensen onder schrikbarende omstandigheden. Ze hebben met z'n allen tien
wc's tot hun beschikking.
Een week geleden stierf de drie maanden oude Salem van
de kou, het vierde slachtoffertje in enkele jaren tijds. Een week later
werd een man van 70, die door kinderen van een andere zigeunerfamilie
was beroofd van zijn zakgeld en een portie suiker, door de ouders van
zijn belagers doodgeslagen omdat hij het gewaagd had zijn eigendommen
terug te vragen.
Niet alleen ontbreekt het aan sanitair. Er is nauwelijks
stromend water, geen elektriciteit, verwarming of douche. De term barak
is te mooi voor de onderkomens. De zigeuners hebben hun krotten zelf in
elkaar getimmerd, schots en scheef. Een beetje regen en het kamp
verandert in een modderpoel.

Vrijwilligers van de Italiaanse rooms-katholieke
organisatie Comunità di Sant'Egidio helpen zigeunerkinderen in
het kamp Casilino 700. De organisatie heeft zich inmiddels uit het kamp
teruggetrokken. FOTO: GRAZIA NERI
Zigeuners zijn niet geliefd in Italië. Je hoeft
maar in steden als Rome, Milaan of Florence rond te wandelen of
zigeunerinnen of kinderen beroven je brutaal in alle openheid. Je moet
hard van je afslaan, wil je je portemonnee behouden.
Burgers protesteren massaal als een gemeente op het idee
komt om de zigeuners een degelijke huisvesting in hun buurt te geven.
Niemand wil dieven in de buurt. Maar de zigeuners willen weg, ze willen
een iets waardiger bestaan. Politici weten zich geen raad. Waar moeten
de zigeuners heen?
Monica Rossi weet alles van ze af. De jonge antropologe
uit Rome heeft zich als geen ander verdiept in het leven en de cultuur
van de zigeuners. Vanaf 1992, toen het kamp Casilino 700 ontstond, is
ze min of meer een vaste gast.
Nooit heeft ze problemen gehad met met de zigeuners.
Enge verhalen over hoe ze een 'Gagió' (niet-zigeuner) zouden
behandelen, negeert ze. Als je maar respect toont. Het kamp ingaan en
zonder toestemming foto's van ze klikken, is vragen om problemen. Een
journalist die dat deed, werd met stenen bekogeld.
Met Monica is het anders. Als we samen het kamp
binnenkomen, wordt ze op een ontroerende manier onthaald. "Ciao,
Monica!" wordt in de verte geroepen. Ongewassen kinderen rennen
enthousiast op haar af en willen haar omhelzen. Mensen komen ons
begroeten.
Tapijt
In het krot van de familie Sulejmanovic zijn we
welkom. De ouders ontvangen ons in kleermakerszit op een oud Perzisch
tapijt. Ze zijn moslim. Terwijl kinderen in- en uitrennen, probeert de
man in slecht Italiaans duidelijk te maken dat zijn papieren in orde
zijn.
De familie komt uit Bosnië, zoals de meerderheid op
het kamp. Vluchtelingen voor de oorlog van 1992. De vrouw heeft nog
splinters van een granaat in haar benen. Terug kunnen ze niet meer. Hun
huizen daar zijn afgepakt. "Waar moeten we heen!" roept de
man.
In het verleden blijkt de familie Sulejmanovic in
Nederland te hebben gewoond, zoals veel anderen in het kamp. Niets dan
lof over ons land, van welke familie dan ook. Om verschillende redenen
moesten ze vertrekken. Omdat de verblijfsvergunning afliep, omdat het
te koud was of, zoals een ander later zegt, "omdat ik gek
ben". "Daar werden we tenminste goed behandeld, daar konden
we tenminste normaal wonen!"
Silvana Sulejmanovic laat mij de 'slaapkamer' van het
krot zien. Enkele Perzische tapijten en wat dekens. Dat is het. Met
stukjes brandhout op een beetje vuur verwarmen ze zich.
Doorverkocht
Brandhout blijkt belangrijk te zijn. "De
gemeente kwam na de dood van Salem met hout voor ons aanzetten, maar
dat werd direct door de zigeuners uit Montenegro in beslag genomen. En
die hebben het doorverkocht aan de Roemeense zigeuners!" zegt
Silvana. "En zij zijn niet eens vluchtelingen, want daar is geen
oorlog", voegt haar vader daaraan toe.
De moeder van de doodgevroren Salem hakt met een bijltje
een stuk oud hout in stukjes. Een van haar dochtertjes rent
blootsvoets, gekleed in een jurkje, rillend van de kou hun barak uit.
Weinig instanties doen wat voor de zigeuners. De
vrijwilligers van de rooms-katholieke Comunità di Sant'Egidio
alleen in het begin van het bestaan van Casilino 700. De belangrijkste
steun komt nu van Artsen zonder Grenzen. Silvana Sulejmanovic heeft ze
geholpen en is daardoor de trots van de familie. Bovendien kan ze een
beetje schrijven.
De meeste kinderen gaan niet naar school. "Ik
schaam me ervoor ze naar school te sturen. Ze kunnen zich hier niet
eens wassen. Moeten ze op deze manier tussen de schone Italianen
zitten?" vraagt een vader van zes kinderen zich af. Een andere
vader, Zarko, heeft acht kinderen. Hij wijst op een grote hoop oud
roest. "Dat is mijn werk", zegt hij.
Motorozaag
Zijn mooiste bezit is een motorzaag. Gemakkelijk om
hout te zagen. "Ik heb er lang voor gespaard, driehonderd gulden.
Laatst kwamen politiemannen hier met mitrailleurs op me gericht en
zeiden: Waar heb je dat nou weer gestolen?" Zarko spuugt kwaad op
de grond. "Ze worden bedankt! We worden nog slechter behandeld dan
honden!"
Alswe het kamp willen verlaten, kruist een opvallend
goed uitziende jongen met een dure jas ons pad. Monica groet hem, maar
de zigeuners ontwijken hem.
Hij is een Marokkaan en drugsdealer. De zigeuners
haten dat. Prostitutie en drugs zijn taboe voor ze. Stelen doen ze om
te overleven. Maar voor de zigeuners is "moed de plicht van de
mens. En wie vrouwen uitbuit en in drugs dealt is geen mens." Ver
achter ons zwaaien kinderen ons uit.
|