Zweden laat slachtoffers
Estonia met rust
door Rolien Créton - KOPENHAGEN, vrijdag
De Zweedse regering heeft gisteren beslist dat de 852
slachtoffers, die in 1994 bij de schipbreuk van de veerboot Estonia
zijn verdronken, op de bodem van de Oostzee blijven rusten. Het besluit
maakt een eind aan de ruim vier jaar lange strijd tussen de
nabestaanden die hopeloos verdeeld zijn over het lot van de 'drijvende
zielen'.

De veerboot Estonia die op 28 september 1994 in de
Oostzee tijdens een zware storm verging. Eigen
foto
Na lang beraad en vele heftige discussies met
nabestaanden, bracht de Zweedse minister van Economische Zaken, Mona
Sahlin, het nieuws gisteren naar buiten: "We hebben beslist dat de
veerboot Estonia een graf moet blijven. Met name de Estse regering is
sterk tegen het bergen van de doden. Bovendien zou het opduiken na ruim
vier jaar een lang en pijnlijk proces voor de nabestaanden
betekenen".
Voor Lennart Berglund betekent dit besluit het einde
van zijn vurige wens om zijn schoonouders uit de Oostzee te halen. Hij
is diep teleurgesteld in de Zweedse regering: "Het ziet er daar
beneden uit als één groot aquarium met zwemmende lijken.
Daar wil ik m'n ergste vijand nog niet in laten liggen".
Bergland is één van de weinige
nabestaanden die de schokkende filmbeelden heeft gezien. Het staat voor
altijd gegrift op zijn netvlies.
De 65-jarige Örjan Nilsson behoort tot het andere
kamp: hij wil dat de doden met rust worden gelaten. Volgens een
woensdag gehouden enquête vormt deze groep een kleine
meerderheid, een resultaat dat de regering sterkte in haar overtuiging
het goede besluit te hebben genomen.
De gepensioneerde Nilsson is enorm opgelucht:
"Eindelijk weet ik zeker dat ze mijn vrouw met rust zullen laten.
Ik heb het gevoel dat ik mijn leven weer kan oppakken". Nilsson
zou het vreselijk hebben gevonden als duikers naar zijn vrouw zouden
zoeken en durft er niet aan te denken dat ze haar niet meer zouden
vinden: "Mijn vrouw is dood. Ik krijg haar nooit meer terug. En ik
vind de zee een waardige begraafplaats.
Het besluit van Stockholm komt niet als een verrassing.
Hoewel een door de regering ingestelde commissie vorig jaar adviseerde
om de doden te bergen, zaten er heel wat haken en ogen aan deze
oplossing. Allereerst liggen de doden bijna viereneenhalf jaar in zee
en is het onmogelijk om ze allemaal te identificeren. Voor veel
nabestaanden zou de zoektocht daarom zeer traumatisch zijn geweest.
Een ander probleem dat kleefde aan berging van de
slachtoffers was dat de regeringen in Estland en Finland daar vanaf het
begin af aan sterk tegen zijn geweest en daarin gesteund werden door de
nabestaanden.
Volgens Lennart Berglund is de Estse regering bang dat
er bewijs wordt gevonden dat duidt op een blunder van de eigenaar van
de Estse veerboot. Maar volgens Hanna Brogren, woordvoerster van de
Zweedse adviescommissie, spelen ook culturele factoren een rol.
Brogren: "De meeste Esten werkten op de veerboot.
Het waren zeelui. Hun gezinnen zijn meer geneigd om de kracht van de
zee te accepteren. Ze geloven erin dat de zee geeft en de zee
neemt." Bovendien wijst Brogren erop dat Estland een stuk armer is
dan Zweden en het land zich een dergelijke operatie nauwelijks kan
veroorloven.
Lennart Berglund hoopt nog steeds dat de regering alsnog
haar besluit herziet. Hij vestigt zijn hoop op de vijf Zweedse
nabestaanden die een rechtszaak tegen de Estse eigenaar van de veerboot
hebben aangespannen.
Volgens Berglund zal de advocaat van deze
nabestaanden duikers inzetten om bewijsmateriaal in en rondom de
veerboot te zoeken. De kans is groot dat op dat moment ook de discussie
over de doden weer zal oplaaien. Berglund: "Wat doen de duikers
met al de lijken waar ze tegenaan zwemmen. Moeten ze die gewoon maar
laten drijven?"
|