Jorritsma verdeelt kosten stroomsector
Van een onzer redacteuren - DEN HAAG, vrijdag
De vier Nederlandse energieproductiebedrijven Una,
EZH, EPZ en Epon krijgen bij wet opgelegd welk deel van de kosten zij
moeten dragen van de onrendabele investeringen die in het verleden
gezamenlijk zijn gemaakt.
Dat maakte minister Jorritsma (Sociale Zaken) gisteren
bekend. De partijen hebben vier maanden de tijd gekregen om zelf tot
een verdeling van de kosten te komen. Maar gisteren werd bekend dat de
sector er zelf niet uitkomt. "Nu de stroommarkt gedeeltelijk is
geliberaliseerd, lopen de belangen van de bedrijven te veel
uiteen," aldus een woordvoerder van Sep, het samenwerkingsverband
van de productiebedrijven. Omdat de stroombedrijven te kennen hebben
gegeven dat zij het niet eens kunnen worden, zal de minister een
verdeelsleutel vaststellen.
De onrendabele kosten, ook wel 'bakstenen' genoemd,
komen voort uit contracten die in het verleden zijn gesloten en in een
competitieve markt verliesgevend zijn. Over de omvang van de kosten
lopen de meningen uiteen. De bedragen die genoemd worden liggen tussen
de 8 miljard en de 17 miljard.
Tot de liberalisering van de energiemarkt in gang werd
gezet werkten de productiebedrijven in Sep-verband samen bij onder meer
het afsluiten van importcontracten. In deze langlopende contracten
staan energieprijzen die boven de internationale marktprijs komen te
liggen. Ook de verliesgevende stadsverwarmingsprojecten werden
gezamenlijk uitgevoerd.
Jorritsma heeft in oktober toegezegd een deel van de
kosten voor haar rekening te zullen nemen. In totaal gaat het om een
bedrag van tussen de 2,7 en 4,2 miljard.
|