ECB positief over Europese
economie ondanks teruggang
Van onze correspondent - FRANKFURT, woensdag
De Europese Centrale Bank beoordeelt in haar gisteren
verschenen eerste maandrapport de economische situatie in de elf
eurolanden ondanks enige teruggang nog steeds als positief, de sinds
twee jaar bestaande prijsstabiliteit is niet in gevaar en de
consumentenvraag is nog boven verwachting.
Maar om de stabiliteit van de euro op de langetermijn te
garanderen en tegelijkertijd de werkgelegenheid te bevorderen, verlangt
de ECB van de elf staten een strikte begrotingsdiscipline, een
flexibilisering van de arbeidsmarkt en gematigde loonstijgingen.
Vooral dat laatste is een tik op de vingers van de
Duitse vakbeweging, die niet wil afzien van looneisen van 6% en meer.
Duitsland wordt gezien als de motor van de Europese economie en een
belangrijke pijler onder de euro. De Duitse export loopt toch al
achteruit en verdere looneisen verslechteren de concurrentiepositie
alleen maar meer wat banen kost.
De ECB ziet haar maandelijkse economische rapport als
een belangrijk "sturend" instrument om de wensen en
waarschuwingen van de ECB diplomatiek verpakt Europa in te sturen. In
het rapport worden ook de eventuele maatregelen die de ECB heeft
genomen uitgelegd en verdedigd.
Op de komende vergadering van de Europese centrale
bankiers morgen in Frankfurt worden op grond van het maandrapport geen
veranderingen in de Europese basisrente van 3%. Wel zal de smalle
rentecorridor die de ECB had vastgesteld voor de eerste weken van de
euro, nl. een rentevergoeding van 2,75% en een debetrente van 3,25%
worden verruimd tot de normale waarde van 2% "stallingsrente"
en 4,5% extra-beleningsrente.
De ECB kijkt met
zorg aan tegen de hoge werkloosheid in de EU, voor een deel veroorzaakt
door een geheel vastgeroeste arbeidsmarkt. ECB-president Duisenberg
pleit dan ook voor een flexibilisering van de arbeidsmarkt. Dat houdt
in dat er minder beschermende regels moeten komen zodat werkgevers niet
langer "voor het leven" aan een werknemer vastzitten als ze
die aannemen. Vooral in Duitsland functioneert de arbeidsmarkt nog
archaïsch.
De groei in de eurozone is in de tweede helft van vorig
jaar duidelijk afgezwakt, in het derde kwartaal bedroeg de groei
gemiddeld nog 2,4% tegen 3,1% in de eerste helft. Ook dit jaar zal de
groei nog een tijdelijke dip ondervinden, maar daarna moet het weer
beter gaan.
Ronduit kritisch is de ECB wat betreft de
begrotingstekorten van de EMU-lidstaten. Eind 1998 waren die gemiddeld
tot 2,3% gedaald (tegenover 2,5% begin 1998) maar naar het oordeel van
de ECB had er in een jaar van voorspoedige economische groei meer
moeten gebeuren. Dit vooral omdat de staatsschuldquote, het percentage
van de staatsschuld afgezet tegen het nationaal inkomen gemiddeld in de
eurozone nog veel te hoog ligt, namelijk 73,8% terwijl 60% eigenlijk
het maximum is.
De zeer laag blijvende inflatie is grotendeels te danken
aan de extreem lage olieprijzen en ook de groei van de geldhoeveelheid
blijft in de buurt van de gestelde maximale toename van 4,5%.
De ECB stelt de VS verantwoordelijk voor 20% van de
wereldeconomie, de eurozone is nu goede tweede met 15% en Japan komt op
8%. Maar de export binnen de eurozone blijft het belangrijkst, slechts
10 tot 15% van de handel wordt buiten de eurozone bedreven.
|