'Pensioenvrienden' zien
NIB gewoon als belegging
Van een onzer verslaggevers - AMSTERDAM, zaterdag
De sterk groeiende concurrentie tussen
pensioenfondsen maakt de geplande aankoop van de Nationale
Investeringsbank (NIB) door ABP en PGGM noodzakelijk. Dit was gisteren
de boodschap van de twee grootste Nederlandse pensioenfondsen tijdens
een toelichting op het vorige maand uitgebrachte bod op de NIB van
4 miljard. ABP en PGGM zien de overname van de bank als een
"aantrekkelijk belegging", die naast een concentratie van
expertise en schaalvergroting aanzienlijke kostenvoordelen zal
opleveren.
De kersverse partners toonden zich gisteren al duidelijk
verknocht aan elkaar. R. Munsters, directeur beleggingen bij PGGM, zag
in de NIB "een parel" en NIB-bestuursvoorzitter M. Jonkhart
kende "geen betere vrienden dan deze vrienden". De liefde van
directeur vermogensbeheer van ABP, J. Frijns, ging minder ver: hij vond
NIB simpelweg "aantrekkelijk geprijst".
Het eerste contact tussen de partijen kwam in november
tot stand, al wilden de betrokkenen niet aangeven wie de
initiatiefnemer was. Het bod van EUR29,95 (66) per aandeel, door
analisten weinig spectaculair genoemd, was volgens Frijns hoog genoeg.
"Toen we het bod deden lag dit op 30% boven de waarde van het
aandeel." Het NIB-aandeel stond toen op EUR22,24 (49), waar
dat afgelopen zomer nog EUR33,49 (73,80) was. Gisteren was het
fonds EUR29,70 (65,45) waard.
Frijns benadrukte de NIB allereerst als een belegging
te zien. De pensioenfondsen zijn "erg gecharmeerd" van het
groeipotentieel van de NIB-beleggingsportefeuille, de "forse"
winstgevendheid en het "gematigde" risicoprofiel van de bank.
Daarnaast kan de NIB als platform dienen voor verdere beleggingen, zo
stelde hij.
Kostenbesparing is in dat verband voor ABP en PGGM (met
een belegd vermogen van respectievelijk 298 miljard en 92
miljard) het sleutelwoord. Pensioenfondsen bieden niet alleen in
toenemende mate dezelfde producten aan, ook in de uitvoering daarvan
neemt de concurrentie toe, zo werd uitgelegd. De hoogte van de premie
wordt daardoor steeds belangrijker. "Dat leidt ertoe dat een
maximalisatie van het rendement op het belegd vermogen buitengewoon
belangrijk is", doceerde Frijns. Immers, hoe hoger het rendement,
hoe lager de premies in principe kunnen zijn.
Bij dit streven naar rendementsmaximalisatie komt dat de
pensioenfondsen hun beleggingsbeleid de afgelopen tijd hebben
aangepast, waarbij aandelen een meer prominente rol zijn gaan spelen.
Zo kondigde ABP vorig jaar maart aan de aandelenportefeuille in drie
jaar te willen verdubbelen tot 120 miljard. PGGM had al eerder
aangegeven meer in aandelen te beleggen in plaats van in obligaties.
De provisiekosten die ABP en PGGM daarbij thans maken
zijn omvangrijk. Frijns: "Die kosten moet u niet onderschatten.
Voor ABP bedragen deze tussen de 200 en 300 miljoen."
Met de inlijving van de NIB kan op de uitvoeringskosten fors worden
bezuinigd: de NIB beschikt over een eigen effectenbedrijf.
In de nieuwe structuur die de partijen voor ogen staat,
zal de NIB worden ondergebracht in een holding waar ABP en PGGM beiden
voor 50% in deelnemen. Deze holding is opgebouwd uit drie eenheden:
Asset management (o.a. hypotheekportefeuilles en gestructureerde
financiële producten); NIB Bank (o.a. kredietverlening en
effecten); en PartiMij (de maatschappij waar zowel de participaties van
de NIB als van ABP en PGGM worden ondergebracht).
Maar zo ver is het nog niet. ABP en PGGM willen minimaal
60% van de aandelen in handen krijgen, wil het bod (dat voor 31 maart
wordt uitgebracht) gestand doen of de NIB bij het welslagen van de
missie van de beurs wordt gehaald, was gisteren overigens nog niet
bekend. Zeventig procent van de aandelen bestaat uit gewone A-aandelen,
waarvan de Staat weer 52% in handen heeft. Minister Zalm
(Financiën) heeft inmiddels gezegd bereid te zijn deze stukken te
verkopen. De pensioenfondsen hebben zelf 4% aan A-aandelen in handen,
waarmee het totale belang (ten opzichte van alle aandelen) thans 39,2%
bedraagt.
De andere A-aandelen zijn verdeeld onder de ING Groep
(20%), ASR (6%), Van Lanschot/SNS Reaal (6%) en Fortis (5%). De overige
A-stukken (7%) zijn vrij verhandelbaar aan de Amsterdamse
effectenbeurs. De pensioenfondsen zeiden gisteren van deze
aandeelhouders "nog geen toezeggingen" te hebben gekregen.
Naast de A-aandelen bezit de Staat ook nog een pakket
preferente B-aandelen (15% van het totaal), dat voor een periode van
vijf jaar behouden wordt. De overige 15% bestaat uit preferente C- en
D-aandelen, die aan grote particuliere aandeelhouders zijn uitgegeven
om het eigen vermogen van de NIB te versterken. De onderhandelingen
over de overdracht van deze aandelen moeten "nog gestart
worden", zo lieten de pensioenfondsen weten.
|