Proefproces
uitkering aan
weduwen
DEN HAAG, dinsdag
Het verlagen van de uitkering van weduwen is een
schending van het recht op eigendom, in strijd met internationale
verdragen en in strijd met (inter)nationale rechtsbeginselen. Die
stelling betrokken gisteren drie raadslieden in een zaak voor de
rechtbank in Den Haag waarin de Algemene Nabestaandenwet (ANW) centraal
staat. De zaak is te beschouwen als een proefproces.
De ANW kwam in de plaats van de Algemene Weduwen en
Wezenwet (AWW) en werd op 1 juli 1996 van kracht. Voor de meeste mensen
die vroeger een AWW-uitkering kregen, betekende dit dat ze per 1
januari 1998 er flink in inkomen op achteruit zijn gegaan, tot bijna
duizend gulden netto per maand. In de nieuwe wet werd de hoogte van de
uitkering afhankelijk van het inkomen.
Tegen de verlaging van de uitkeringen zijn honderden
bezwaarschriften ingediend bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB), die
de bezwaren inmiddels in verweerschriften heeft verworpen. De
betrokkenen stappen nu in een gecoördineerde actie naar een aantal
rechtbanken. Na een vonnis van de afdeling bestuursrechtspraak van de
arrondissementsrechtbank zal vrijwel zeker een zaak volgen bij de
Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechterlijke instantie in dit
soort kwesties.
De raadslieden van drie weduwen die vroeger een
AWW-uitkering kregen, en er dus vorig jaar fors op achteruit gingen,
stelden gisteren voor de rechtbank in Den Haag dat de korting op de
uitkering in strijd is met artikel 1 van het Verdrag tot bescherming
van de rechten van de mens.
De rechtbank zal binnen twaalf weken uitspraak doen.
|