Bernhard
toonde 'Mevrouw
het prinsesje' de grote wereld
'Mevrouw het prinsesje', zo werd de kleine Juliaantje
aan het hof wel genoemd. Voor haar werd in de houding
gesprongen, ze werd opgevoed door meerdere oudere hovelingen.
Haar moeder Wilhelmina was dol op haar enige, na miskramen
gebaarde kind, maar was niet in staat het in de koude
paleizen continu met haar zorg te omringen.
|
Het
huwelijk met Prins Bernhard in 1937 |
Wel
begon ze al snel persoonlijk godsdienstonderricht te
geven. Wilhelmina wilde ook niet dat haar dochtertje
zo'n idiote jeugd zou krijgen als zijzelf, waarin ze
helemaal geen kind had kunnen zijn. Jula mocht in de
zandbak, op de pony, met poppen spelen en op schaatsen
rijden. Echt onder de mensen kwam ze niet. Haar vader
prins Hendrik was haar kameraad, ze scharrelden samen
door de paleistuinen en haalden, op hun manier, samen
kattenkwaad uit. Helaas voor Juliana had Hendrik ook
qua opvoeding van zijn dochter weinig in de melk te
brokkelen.
Juliana
moest 'klassikaal' les hebben, stelde Wilhelmina wel
vooruitstrevend vast. Het werd alom zeer modern gevonden,
maar het was betrekkelijk; de vorstin zocht drie klasgenootjes
uit die met de prinses ten paleize onderwijs genoten:
Elise baronese Bentinck, Bep baronesse van Hardenbroek
en jonkvrouwe Miek de Jonge. Mevrouw A. van der Reyden
gaf dit viertal les volgens de richtlijnen van Jan Ligthart.
Aan
het eind van de Eerste Wereldoorlog vond Wilhelmina
het tijd om de opleiding van haar dochter te versnellen,
een mens wist ook toen immers maar nooit. Het kind moest
klaar zijn om op haar achttiende de troon te bestijgen.
Na
vijf jaar les in de "klas" kreeg ze geheel
privé de belangrijkste lessen van HBS en Gym
en preludeerde ze al op hoger onderwijs. Op haar achttiende
mocht ze, na aarzelingen van haar moeder die de wildste
verhalen hoorde over universiteitssteden, toch studeren
in Leiden. Eerst een jaar, toen, vooruit, nóg
een jaar. Jula mocht niet in Leiden wonen, dat was al
te bont. Ze kreeg met drie zorgvuldig uitgekozen medestudentes
onderdak in Katwijk aan Zee: 'De zeesterren' noemde
het viertal zich. De adellijke 'backvisschen' hadden
de grootste pret, maar het bleef allemaal zeer keurig.
Juliana
liep alle colleges af: algemene geschiedenis, oud-vaderlands
recht, adat-recht van Nederlands-Indië, volkenrecht,
Nederlandse en Franse letterkunde, Slavische letterkunde,
mythologie, sinologie, fenomenologie van de godsdienst
en waterstaatsvraagstukken. De prinses werd lid van
de Vereniging van Vrouwelijke Studenten, die na haar
aanmelding een krankzinnige toeloop van adspirant-leden
te verstouwen kreeg.
Na
twee jaar was de pret voorbij voor Juliana: de Academische
Raad promoveerde haar tot eredoctor in de letteren en
wijsbegeerte. Liever had Juliana echt een complete studie
afgerond, maar het was weer tijd om zich onder de vleugels
van haar moeder te bekwamen in het vak van vorstin.
Juliana verliet Katwijk/Leiden met een droef gemoed.
In
1934 werd haar bestaan op het paleis er niet vrolijker
op: haar grootmoeder Emma en haar vader Hendrik stierven.
Juliana maakte een intrieste periode door. Die zou echter
snel worden doorbroken, want daar was hij: Bernhard
zur Lippe Biesterfeld.
Juliana
was weg van de joyeuze Bernhard, die had gestudeerd
in Lausanne, München en Berlijn en nu een baan
had in de stad-der-steden Parijs. Hij was een levensgenieter
en liefhebber van mooie wijnen, kleren en auto's, maar
ook iemand met fatsoenlijk werk, stelde Wilhelmina tevreden
vast. Ze gaf haar fiat en de verloving werd op 8 september
1936 bekendgemaakt.
Bernhard
bracht geur en fleur aan het leven van Juliana: na het
huwelijk feestten ze tot vijf uur in de ochtend om vervolgens
voor een maandenlange huwelijksreis door Europa te vertrekken.
Stralend, afgeslankt, in kleding van de beste modehuizen,
rokend en lang niet meer zo wereldvreemd kwam Juliana
terug. Wat haar huwelijk haar ook zou brengen, haar
leven zou nooit meer zo bedompt en saai zijn.
|