'Gewoon'
gevoelsmens sleepte
monarchie door crises en opstand
Juliana
had gruwelijk de pest aan protocol en dat liet ze merken
ook. Ze kon zelfs zichtbaar geschokt zijn als iemand
achteruit bij haar wegliep, een oud gebruik, of als
iemand voor haar knielde, zoals in Indonesië. Ze
schond het protocol ook als ze daar zin in hand en ging
dan bij voorbeeld naast de rode loper lopen. Niemand
kon dat immers ook gemakkelijker doen dan zijzelf.
|
Juliana,
koningin der Nederlanden van 1948 tot 1980 |
Juliana
was, ogenschijnlijk althans, 'gewoon'. Een gezellige
en zorgzame moeder voor ons allen. Mede daardoor bracht
ze de monarchie bij het volk en sleepte ze het toch
wat fossiele instituut door crises en de opstandige
jaren zestig. Wat er ook gebeurde: Juliana kon niet
kapot. Tot vervelens toe herhaalden republikeinen dat
ze zich in een land onder zo'n vorstin nog wel konden
vinden. De orangisten vernamen ieder jaar met kerst
weer ontroerd hoe de vorstin zelf chocolademelk had
geschonken op de party voor het personeel.
Als
klein meisje had Juliana de aversie tegen protocol al
opgebouwd: ze moest als 'mevrouw het prinsesje' met
alle geweld mee naar ontvangsten met plechtstatige heren
die haar behandelden als een buitenaards verschijnsel.
Haar vader Hendrik was haar kameraad, maar moeder Wilhelmina
bracht haar al vroeg op de hoogte van haar toekomstige
taak. Juliana herinnerde zich later: "Het zal in
mijn kleuterjaren zijn geweest. Ik ging met mijn ouders
naar een voorstelling. Daar waren heel veel kinderen.
Al die kinderen hadden een vlaggetje. Ik was het enige
kind dat geen vlaggetje had. Ik durfde er niet om te
vragen en heb dat vlaggetje niet gekregen. Het litteken
zit er nog!".
Wilhelmina
droeg nog de sporen van de vorige eeuw: ze was een vorstin
(al kenterde dat flink door de Tweede Wereldoorlog),
haar dochter werd een 'mevrouw' die ministers vroeg
of ze een boterhammetje bleven eten. Ze was graag maatschappelijk
werkster geworden, vertelde ze ooit. Daar kon natuurlijk
geen sprake van zijn, maar ze dwong af dat ze in Leiden
mocht gaan studeren, te midden van andere studenten,
twee jaar lang. Ze vond het heerlijk: "Als ik geen
prinses hoefde te zijn, dat even kon vergeten, dan had
ik plezier." Toen een van haar 'Leidse' vriendinnen
haar na haar troonbestijging met 'Majesteit' aansprak,
zei ze ontsteld: "Wat voor soort voorwereldlijk
monster denk je dat ik ga worden?"
Ze
had in Leiden geleerd dat er meer in het leven te koop
was en maakte kennis met idealistische stromingen, iets
waar ze altijd belangstelling voor zou houden. Haar
sociale bewogenheid groeide in die dagen en ze richtte
in 1931 het Nationaal Crisiscomité op, dat ze
zelf ontwapenend schuchter op de film aan het land presenteerde,
en werd voorzitter van het Rode Kruis. Haar leven lang
zou ze, vaak onverwacht, sociaal zwakkeren, kinderen
en gehandicapten bezoeken. "Je bent toch net zo
zeer mens als al die anderen. Je hebt toch ook een ziel,
zoals iedereen er een heeft. Maar de mensen maken je
een uitgestotene", zei ze over gehandicapten.
Ze
ondersteunde vrijwilligerswerk en struinde ziekenhuizen,
bejaardenhuizen en revalidatiecentra af. Ze kwebbelde
met patiënten over pas gelezen boekjes en borduurwerk.
Tijdens de Watersnood van 1953 banjerde ze op stoere
laarzen tussen de slachtoffers. Het was geen actie voor
het oog van het vaderland, het was een door-en-door
gemeend bezoek van mens tot mens.
De
menslievendheid sloot aan op haar christelijk geloof,
maar ze liet zich aan kerkelijke orthodoxie weinig gelegen
liggen. Dat bleek nog wel toen ze nog in 1998 tijdens
het huwelijk van kleinzoon Maurits ter communie ging
en een rel ontketende. Ze interesseerde zich ook voor
(semi-)religieuze zaken buiten de kerk en had in moderner
tijden misschien een aanhangster van de New Age kunnen
zijn.
Haar
leven werd getekend door de invloed die gebedsgenezeres
Greet Hofmans op haar zou hebben gehad. Prins Bernhard,
die voor dit soort zaken ook wel gevoelig was, had de
vrouw in huis gehaald was om de oogkwaal van prinses
Marijke te bestrijden. Het was in de tijd van Hofmans
dat Juliana het Amerikaanse congres, op het hoogtepunt
van de Koude Oorlog, opriep tot vreedzame coëxistentie.
Niet
alleen toen kreeg de regering met haar koppigheid te
maken: "Wat had ik dan moeten zeggen? Dat ze meer
Heineken moeten drinken !?" Al schonk Juliana zelf
de thee voor haar ministers ("Zegt u maar ho"),
ze maakte het ze niet gemakkelijk. Premier De Jong stuitte
op hevig verzet toen het kabinet het aantal leden van
het Koninklijk Huis wilde beperken. Juliana vreesde
voor a- en b-prinsen en verzette zich, zonder succes,
met hand en tand.
Ten
tijde van de Lockheed-affaire, toen er sprake was van
vervolging van prins Bernhard, liet ze premier den Uyl
duidelijk merken dat ze dat niet zou pikken, waarschijnlijk
zou opstappen en het land in een constitutionele crisis
zou storten. Die schade was het kabinet veel te groot.
Juliana
zadelde Nederland ook op met de Vier, Drie en uiteindelijk
Twee van Breda. Ze weigerde haar handtekening te zetten
onder de doodvonnissen voor de oorlogsmisdadigers Lages,
Fischer, Aus der Fünten en Kotälla. Over een
mensenleven beslissen, dat was voor deze 'gewone mevrouw'
praktisch ondenkbaar.
|