Nooit meer los van het zadel
HET PORTRET
door: Bert Dijkstra
Ze
zitten gebroederlijk op Curaçao voor De Fietstest,
waar deze bijlage omheen is gebouwd. Erik Breukink,
Steven Rooks en Leo van Vliet. Drie ex-topwielrenners,
drie liefhebbers die 't wereldje nog altijd niet hebben
losgelaten. Unieke gelegenheid dus om hen in een tropisch
decor te laten filosoferen over het leven met en zonder
fiets.
Uitzicht
op Caribisch zeewater, salade van gesnipperde kippen
op de borden. Gespreksthema: leven op loopafstand van
de profwielrenners van nu.
|
Ze
zitten gebroederlijk op Curaçao voor
De Fietstest: Erik Breukink, Steven Rooks
en Leo van Vliet.
|
Erik
Breukink, co-commentator van de NOS: "Ben ik in
de bergen klaar met m'n tv-werk, dan ga ik altijd even
bij de finish kijken hoe de achterblijvers binnenkomen.
Fascinerend. Als renner kwam je over de streep, kreeg
je een handdoek over je kop en ging je als een speer
naar het hotel. Later zag je in de uitslagen hoe de
anderen het hadden gedaan. Nu zie ik de realiteit met
eigen ogen. Het lijden."
Naast
hem zit Steven Rooks, tegenwoordig op de markt met eigen
fietsclinics, aan de andere kant Leo van Vliet, organisator
van de Amstel Gold Race en de Amstel Curaçao
Race. Ze hebben in de ochtenduren voor deze bijlage
fietsen getest en zijn 's middags voor een fotosessie
nog even de bloedhete heuvels van Curaçao op
en af geweest. Na anderhalf uur riepen we vanuit ons
volgbusje: 'Het staat erop, tijd voor het strand.' Geen
reactie.
Toen
wij afhaakten (genoeg is genoeg) reden zij nog even
een extra rondje. Twee uur later kwamen ze terug, Rooks
met een kapot zadel.
Breukink:
"Op zo'n tochtje pik je onmiddellijk de echte renners
eruit. Je bent gewend om zes uur te rijden; zo'n itje
is voor ons gewoon even lekker bezig zijn." Rooks:
"Dat hobby-gevoel verdwijnt nooit."
Breukink:
"Toen jullie weg waren met die camera hebben we
even echt gas gegeven. Even elkaar testen, even elkaar
pijnigen, dat ram je er niet meer uit."
Van
Vliet: "Eigenlijk willen ex-wielrenners nog altijd
leven volgens de pikorde van vroeger."
Rooks:
"Dus baal je zelfs op zo'n dag nog als je ziet
dat jongens als Breukink en Van Vliet gas gaan geven
en jij niet meer vooruit komt omdat je zadel op half
zes hangt."
|
Van
Vliet: 'Sinds ik heb gezien hoe makkelijk sommigen
in de maatschappij hun geld verdienen, ben ik
nog meer respect gaan krijgen voor jongens die
de Tour alleen al uitrijden'.
|
Van
Vliet: "We hadden de racefietsen al getest en we
moesten er nu dus weer even mee weg. Zie je iedereen
naar de fiets grijpen waar hij het lekkerst op zat.
Heeft weinig met de kwaliteit te maken, maar alles met
wat 't best bij jou past. Mijn eerste was er een met
dikke banden, waarvan ik de spatborden had afgesloopt.
Moest natuurlijk wel een racestuur op en daar heb ik
lang op moeten wachten. Leo Duindam zat achter m'n zus
aan en beloofde me zo'n ding. Duurde een half jaar.
M'n moeder zei tegen Duindam: 'Je hebt 't die jongen
toegezegd'. Dus Leo met mij naar de fietsenmaker voor
zo'n stuur en dezelfde dag nog sloopte ik de spatborden
van m'n karretje."
Breukink:
"Ik reed op een toerfiets met racestuur naar school:
vijftien kilometer heen, vijftien kilometer terug."
Rooks:
"Had ik dus een teringhekel aan. Pokke-eind, regen,
wind, ik ging vaak met de bus."
Breukink:
"Mijn vriendjes namen de trein als het slecht weer
was, ik niet. Regenpak aan, 't klimaat nemen zoals het
is, heb ik altijd prettig gevonden."
Rooks:
"Als ik 's morgens vroeg De Telegraaf moest rondbrengen,
had ik geen keus. Had er dus al anderhalf uur opzitten
als ik naar school moest. En dan is zo'n bus wel verleidelijk.''
In
een interview heb je gezegd: 'Als
ik train op bekend terrein weet ik: als ik hier linksaf
sla, ben ik een half uur eerder thuis.'
Rooks:
"Dat is dus gelul. Ik kan je mijn trainingsschema's
van toen laten zien en die waren echt niet misselijk.
Maar ik heb wel altijd behoefte gehad aan variatie.
Altijd datzelfde rondje door Noord-Holland begon te
vervelen, ik reed liever heen en terug naar Brabant."
Van
Vliet: "Daarom was Breukink een betere tijdrijder
dan Rooks. Erik kon de blik op oneindig zetten en gaan
stoempen, Steven was een denker, ging malen: na deze
bocht ligt wéér een saai recht stuk van
drie kilometer, hoe kom ik er doorheen."
Wanneer
wisten jullie zeker: ik ga met
fietsen m'n geld verdienen?
Rooks:
"Ik werkte voor halve dagen in de bouw. De klus
was klaar, er stonden 210 nieuwe woningen en de baas
zei: sorry, ik heb geen werk meer voor je. Toen heb
ik mezelf een half jaar de kans gegeven om prof te worden.
In de bouw begon het werk om zeven uur, was ik om één
uur thuis, had ik nog een uur of drie om te trainen
en 's avonds om negen uur naar bed. Ik leidde dus al
behoorlijk het leven van een wielrenner en kreeg een
kans in de grote Raleigh-ploeg van Post. Na vier maanden
werd ik weggestuurd."
Van
Vliet: "Jij barstte van het talent, maar was ook
tamelijk eigengereid. We reden de Ronde van Zwitserland
en Kneet reed lek, dus werd naar Steven geroepen: even
de benen stil. Steef reed dus volle bak door en kreeg
in het hotel de hele ploeg over zich heen. 't Ging niet
om Knetemann (die was in die ronde niet eens beschermd),
't ging erom dat een jonge renner zich niets aantrekt
van de afspraken binnen de ploeg en dan teken je je
eigen doodvonnis. Zaten we voor het Nederland Kampioenschap
bij elkaar, zei Post: 'Wie wil winnen?' Staken twee
jongens hun vinger op: Rooks en Pirard. En dat waren
nou net de vingers die Post ab-so-luut niet wilde zien.
Ik hoor nog die dreigend-rollende stem van Peter: 'En
hoe denken de heren dat te gaan doen? Op basis waarvan
denken jullie een hand op te mogen steken?"
Rooks:
"Ja zeg, wie wil er nou niet Nederlands kampioen
worden? 't Was dus gewoon een stomme vraag."
Van
Vliet: "Jij zat daar een beetje de slimste van
de klas te zijn. Wij reden al wat langer bij Post, vormden
de harde kern, maar haalden het niet in ons hoofd om
een hand op te steken. Ik zag Post denken: die twee
gaan eruit. Is ook gebeurd."
Rooks:
"Post had mensen nodig die voor het team konden
werken en ik was nooit gewend geweest om voor een ander
te rijden, dus had ik in principe het vak nog niet geleerd.
Ik zat op dat moment nog geen drie jaar op de fiets,
m'n amateurtijd meegerekend. Later kreeg ik een herkansing
in 't kleine ploegje van de Gribaldy: 500 gulden per
maand. In de bouw verdiende ik meer; geld was dus niet
de drijfveer."
Breukink:
"Er is niet zoiets als Het Moment waarop je kunt
zeggen: ik ga m'n geld met fietsen verdienen. Je begint
te trappen en ziet wel hoever je komt.''
Rooks:
"Je wilde naar de Tour, tussen de grote jongens
rijden.''
Breukink:
"Het was de moeite waard om het te proberen. Lukte
het niet, pech gehad."
Van
Vliet: "Ik kon met een goeie auto naar de koersen
in Frankrijk, omdat ik had gespaard van het geld dat
ik bij ons thuis in de zaak en als amateur had verdiend.
Ik had in die dagen tien jaar bij de profs moeten fietsen
om dat bedrag, 17.000 gulden, bij elkaar te sparen."
|
Breukink:
'Toen jullie weg waren met dat fototoestel hebben
we echt gas gegeven. Even elkaar testen, even
elkaar pijnigen, dat ram je er niet meer uit'.
|
Breukink:
"Ik trainde in m'n eerste winter als prof net zoals
ik bij de amateurs deed. Drie maanden later dacht ik:
waar ben ik in godsnaam aan begonnen? Werd in Parijs-Nice
volledig de vernieling in gereden, heb een half jaar
afgezien, totdat ik in de Giro iets beter begon te rijden."
Van
Vliet: "Ik wòn m'n allereerste profwedstrijd,
in de Ster van Bessèges, voorbereidingskoers.
Ik
reed voor Mercier, kwam vooruit te zitten met Thurau
en Belgisch kampioen Verlinden, twee ploegmaten. Thurau
had 't jaar daarvoor veertien dagen in de gele trui
gereden, werd vijfde in de Tour.
Die
mannen gingen uiteraard om de beurt demarreren om mij
kwijt te raken. Ik had die winter met Zoetemelk getraind:
het ideale voorbeeld. Ik achter hem aan de berg op,
met twee stukjes stokbrood in m'n mik.
Na
een paar kilometer zwalkte ik over de weg. Een maand
later won ik dus die koers in Bessèges. Nee,
ik heb mezelf niet rijk gerekend en dat is maar goed
ook, want twee weken later werd me al weer het snot
voor de ogen gereden."
Rooks:
"Als amateur reed ik in Parijs-Nice tussen de profs
en dat ging meteen goed."
Jij
had in tegenstelling tot Breukink en Van Vliet meteen
iets van: hallo,
hier ben ik.
Rooks:
"'t Ging ook allemaal heel snel. Was vier jaar
bezig, waarvan een jaar als prof en ik won al Luik-Bastenaken-Luik,
dan weet je dat je kwaliteit hebt. Ik had ook het voordeel
dat ik als jonge prof bij Sean Kelly in de ploeg kwam:
leefde net als Zoetemelk als een monnik voor zijn sport."
Dat
is toch vreselijk aan het bestaan
van een profwielrenner: alleen
maar leven voor die fiets.
Van
Vliet: "Ik heb goed nieuws voor je: ik heb als
prof een leuke combinatie gevonden tussen sport en genieten
van het leven. Maar misschien is dat wel de reden dat
ik niet zo goed ben geworden. Joop vond niks anders
leuk dan fietsen, dan mis je dus niks en maakt het verder
ook niet uit."
Zo'n
Theunisse was een fascinerende
verschijning, maar toch ook een beetje zielig.
Van
Vliet: "Zo ziet hij het zelf absoluut niet."
Rooks:
"Als Gert-Jan hier was komen testen, hadden wij
beter thuis kunnen blijven. Hij kan niet in een groep
rijden, was constant zestig in het uur gaan rammen,
net zo lang tot wij er allemaal af zouden zijn. Theunisse
kan niet gewoon fietsen."
Breukink:
"We waren in de Ronde van Baskenland, hij reed
bij ons in de Panasonic-ploeg. De eerste dag regen,
kou... Hij stapte af. De volgende dag sneeuwde het,
dus de rit werd afgelast. Wij in de auto's naar de volgende
etappeplaats en wie kwamen we onderweg tegen, op z'n
fiets, als een dik ingepakte verschrikkelijke sneeuwman:
Theunisse."
Irritant
dat steeds vaker werd geroepen:
't gaat alleen om de poen?
Breukink:
"De verhalen dat het in 't wielrennen louter gaat
om afspraken..."
Van
Vliet: "Laat de gasten die dat roepen nou lekker
een keertje meerijden en dan moet je vragen of ze ook
nog mee kunnen praten in de finale."
Breukink:
"Dat is nou precies waar het om draait: je moet
eerst verschrikkelijk hard trappen voordat je überhaupt
kunt praten in een finale, dat wordt vaak vergeten.
In de Tour van '98 deed ik pr voor de Rabobank-ploeg
en (tegen Rooks) jij als ploegleider..."
Rooks:
"Nee, ik zat bij de NOS."
Breukink:
"Net zo erg. Die sfeer in de volgerskaravaan rond
de affaire Priem... Ik dacht: wat doe ik hier nog? Je
hoorde alles. De geruchten, ik werd er helemaal gek
van. In het peloton hoor je die dingen niet."
Rooks:
"Ik stond met een cameraman te wachten tot Priem
uit het politiebureau zou komen. De hele dag koffiedrinken.
Ik dacht: Is dit de Tour, is dit een wedstrijd? Ik ga
liever naar huis, zei ik tegen Smeets."
Breukink:
"De renners van Rabo bestonden gewoon niet meer,
ik als man van de pr dus ook niet."
Van
Vliet: "Ik had tien jaar niks met wielrennen te
maken gehad. Dat afscheid kwam abrupt. Ik twijfelde
over doorgaan of stoppen, ging op m'n bek, kwam in het
hotel en zei tegen Raas: 't is voorbij. Jan begreep
het onmiddellijk: geen weg meer terug. Ik heb m'n spullen
gepakt en ben vertrokken. Ben in het containerbedrijf
van de familie gestapt, maar dat is goed verkocht aan
Amerikanen en toen kwam Herman Krott: wil je de Amstel
Gold Race gaan organiseren?"
Ben
je anders gaan kijken naar het wereldje waarin
je prof was?
Van
Vliet: "Ik kwam erachter dat een wielrenner zich
totaal niet realiseert wat een wedstrijd organiseren
inhoudt. 't Is natuurlijk wel een prachtige job, want
je bent niet afhankelijk van renners met goede of slechte
benen."
Rooks:
"Ik ook niet, als co-commentator van de NOS, maar
ik kreeg daar het gevoel dat ik me niet kon ontwikkelen.
Ik heb er met Martijn Lindenberg over gesproken. Zonder
resultaat. Ik kon ook ploegleider worden van TVM. Dus
heb ik gezegd: ik stop en als jullie een vervanger zoeken:
Erik Breukink is jullie man."
Breukink:
"Wat wil je drinken, Steven?"
Rooks:
"Ik hoefde helemaal niet zo nodig bij de NOS, maar
ik hoorde steeds meer mensen zeggen: we kijken naar
't wielrennen van de BRT, want die hebben een oud-renner
als co-commentator. Dus heb ik de NOS gebeld: moeten
jullie ook doen. Een maand later belden ze terug: we
gaan het proberen, heb je zin? Zodoende ben ik erin
gerold. Ik ging er helemaal in op en wilde meer. Dat
kon niet."
Breukink:
"Je wilde het misschien te snel, dat werkt niet
in die wereld."
Wat
is het grote verschil in beleving tussen rijden in
het peloton en rijden in de volgerskaravaan?
Breukink:
"In het begin had ik veel moeite met het negativisme
van de buitenwacht. Kwam ik in zo'n perskamer, stonden
ze te praten over een renner: 'Ah, die kan niks meer,
die is opgebrand.' In het begin verdedigde ik zo'n coureur.
Later dacht ik: het zal wel. Er zitten persjongens tussen
die na een week Tour de France al roepen dat het een
waardeloze ronde wordt."
Van
Vliet: "Sinds ik heb gezien hoe makkelijk sommigen
in de maatschappij hun geld verdienen, ben ik nog meer
respect gaan krijgen voor jongens die de Tour alleen
al uitrijden."
Foto's:
Johannes Dalhuijsen
|