De krantLaatste nieuwsSportPriveDFTDigi

[terug]
F I E T S R A I  2 0 0 3
 
 
Nooit meer los van het zadel


HET PORTRET


door: Bert Dijkstra

Ze zitten gebroederlijk op Curaçao voor De Fietstest, waar deze bijlage omheen is gebouwd. Erik Breukink, Steven Rooks en Leo van Vliet. Drie ex-topwielrenners, drie liefhebbers die 't wereldje nog altijd niet hebben losgelaten. Unieke gelegenheid dus om hen in een tropisch decor te laten filosoferen over het leven met en zonder fiets.

Uitzicht op Caribisch zeewater, salade van gesnipperde kippen op de borden. Gespreksthema: leven op loopafstand van de profwielrenners van nu.

Ze zitten gebroederlijk op Curaçao voor
De Fietstest: Erik Breukink, Steven Rooks
en Leo van Vliet.

Erik Breukink, co-commentator van de NOS: "Ben ik in de bergen klaar met m'n tv-werk, dan ga ik altijd even bij de finish kijken hoe de achterblijvers binnenkomen. Fascinerend. Als renner kwam je over de streep, kreeg je een handdoek over je kop en ging je als een speer naar het hotel. Later zag je in de uitslagen hoe de anderen het hadden gedaan. Nu zie ik de realiteit met eigen ogen. Het lijden."

Naast hem zit Steven Rooks, tegenwoordig op de markt met eigen fietsclinics, aan de andere kant Leo van Vliet, organisator van de Amstel Gold Race en de Amstel Curaçao Race. Ze hebben in de ochtenduren voor deze bijlage fietsen getest en zijn 's middags voor een fotosessie nog even de bloedhete heuvels van Curaçao op en af geweest. Na anderhalf uur riepen we vanuit ons volgbusje: 'Het staat erop, tijd voor het strand.' Geen reactie.

Toen wij afhaakten (genoeg is genoeg) reden zij nog even een extra rondje. Twee uur later kwamen ze terug, Rooks met een kapot zadel.

Breukink: "Op zo'n tochtje pik je onmiddellijk de echte renners eruit. Je bent gewend om zes uur te rijden; zo'n itje is voor ons gewoon even lekker bezig zijn." Rooks: "Dat hobby-gevoel verdwijnt nooit."

Breukink: "Toen jullie weg waren met die camera hebben we even echt gas gegeven. Even elkaar testen, even elkaar pijnigen, dat ram je er niet meer uit."

Van Vliet: "Eigenlijk willen ex-wielrenners nog altijd leven volgens de pikorde van vroeger."

Rooks: "Dus baal je zelfs op zo'n dag nog als je ziet dat jongens als Breukink en Van Vliet gas gaan geven en jij niet meer vooruit komt omdat je zadel op half zes hangt."

Van Vliet: 'Sinds ik heb gezien hoe makkelijk sommigen in de maatschappij hun geld verdienen, ben ik nog meer respect gaan krijgen voor jongens die de Tour alleen al uitrijden'.

Van Vliet: "We hadden de racefietsen al getest en we moesten er nu dus weer even mee weg. Zie je iedereen naar de fiets grijpen waar hij het lekkerst op zat. Heeft weinig met de kwaliteit te maken, maar alles met wat 't best bij jou past. Mijn eerste was er een met dikke banden, waarvan ik de spatborden had afgesloopt. Moest natuurlijk wel een racestuur op en daar heb ik lang op moeten wachten. Leo Duindam zat achter m'n zus aan en beloofde me zo'n ding. Duurde een half jaar. M'n moeder zei tegen Duindam: 'Je hebt 't die jongen toegezegd'. Dus Leo met mij naar de fietsenmaker voor zo'n stuur en dezelfde dag nog sloopte ik de spatborden van m'n karretje."

Breukink: "Ik reed op een toerfiets met racestuur naar school: vijftien kilometer heen, vijftien kilometer terug."

Rooks: "Had ik dus een teringhekel aan. Pokke-eind, regen, wind, ik ging vaak met de bus."

Breukink: "Mijn vriendjes namen de trein als het slecht weer was, ik niet. Regenpak aan, 't klimaat nemen zoals het is, heb ik altijd prettig gevonden."

Rooks: "Als ik 's morgens vroeg De Telegraaf moest rondbrengen, had ik geen keus. Had er dus al anderhalf uur opzitten als ik naar school moest. En dan is zo'n bus wel verleidelijk.''

In een interview heb je gezegd: 'Als ik train op bekend terrein weet ik: als ik hier linksaf sla, ben ik een half uur eerder thuis.'

Rooks: "Dat is dus gelul. Ik kan je mijn trainingsschema's van toen laten zien en die waren echt niet misselijk. Maar ik heb wel altijd behoefte gehad aan variatie. Altijd datzelfde rondje door Noord-Holland begon te vervelen, ik reed liever heen en terug naar Brabant."

Van Vliet: "Daarom was Breukink een betere tijdrijder dan Rooks. Erik kon de blik op oneindig zetten en gaan stoempen, Steven was een denker, ging malen: na deze bocht ligt wéér een saai recht stuk van drie kilometer, hoe kom ik er doorheen."

Wanneer wisten jullie zeker: ik ga met fietsen m'n geld verdienen?

Rooks: "Ik werkte voor halve dagen in de bouw. De klus was klaar, er stonden 210 nieuwe woningen en de baas zei: sorry, ik heb geen werk meer voor je. Toen heb ik mezelf een half jaar de kans gegeven om prof te worden. In de bouw begon het werk om zeven uur, was ik om één uur thuis, had ik nog een uur of drie om te trainen en 's avonds om negen uur naar bed. Ik leidde dus al behoorlijk het leven van een wielrenner en kreeg een kans in de grote Raleigh-ploeg van Post. Na vier maanden werd ik weggestuurd."

Van Vliet: "Jij barstte van het talent, maar was ook tamelijk eigengereid. We reden de Ronde van Zwitserland en Kneet reed lek, dus werd naar Steven geroepen: even de benen stil. Steef reed dus volle bak door en kreeg in het hotel de hele ploeg over zich heen. 't Ging niet om Knetemann (die was in die ronde niet eens beschermd), 't ging erom dat een jonge renner zich niets aantrekt van de afspraken binnen de ploeg en dan teken je je eigen doodvonnis. Zaten we voor het Nederland Kampioenschap bij elkaar, zei Post: 'Wie wil winnen?' Staken twee jongens hun vinger op: Rooks en Pirard. En dat waren nou net de vingers die Post ab-so-luut niet wilde zien. Ik hoor nog die dreigend-rollende stem van Peter: 'En hoe denken de heren dat te gaan doen? Op basis waarvan denken jullie een hand op te mogen steken?"

Rooks: "Ja zeg, wie wil er nou niet Nederlands kampioen worden? 't Was dus gewoon een stomme vraag."

Van Vliet: "Jij zat daar een beetje de slimste van de klas te zijn. Wij reden al wat langer bij Post, vormden de harde kern, maar haalden het niet in ons hoofd om een hand op te steken. Ik zag Post denken: die twee gaan eruit. Is ook gebeurd."

Rooks: "Post had mensen nodig die voor het team konden werken en ik was nooit gewend geweest om voor een ander te rijden, dus had ik in principe het vak nog niet geleerd. Ik zat op dat moment nog geen drie jaar op de fiets, m'n amateurtijd meegerekend. Later kreeg ik een herkansing in 't kleine ploegje van de Gribaldy: 500 gulden per maand. In de bouw verdiende ik meer; geld was dus niet de drijfveer."

Breukink: "Er is niet zoiets als Het Moment waarop je kunt zeggen: ik ga m'n geld met fietsen verdienen. Je begint te trappen en ziet wel hoever je komt.''

Rooks: "Je wilde naar de Tour, tussen de grote jongens rijden.''

Breukink: "Het was de moeite waard om het te proberen. Lukte het niet, pech gehad."

Van Vliet: "Ik kon met een goeie auto naar de koersen in Frankrijk, omdat ik had gespaard van het geld dat ik bij ons thuis in de zaak en als amateur had verdiend. Ik had in die dagen tien jaar bij de profs moeten fietsen om dat bedrag, 17.000 gulden, bij elkaar te sparen."

Breukink: 'Toen jullie weg waren met dat fototoestel hebben we echt gas gegeven. Even elkaar testen, even elkaar pijnigen, dat ram je er niet meer uit'.

Breukink: "Ik trainde in m'n eerste winter als prof net zoals ik bij de amateurs deed. Drie maanden later dacht ik: waar ben ik in godsnaam aan begonnen? Werd in Parijs-Nice volledig de vernieling in gereden, heb een half jaar afgezien, totdat ik in de Giro iets beter begon te rijden."

Van Vliet: "Ik wòn m'n allereerste profwedstrijd, in de Ster van Bessèges, voorbereidingskoers.

Ik reed voor Mercier, kwam vooruit te zitten met Thurau en Belgisch kampioen Verlinden, twee ploegmaten. Thurau had 't jaar daarvoor veertien dagen in de gele trui gereden, werd vijfde in de Tour.

Die mannen gingen uiteraard om de beurt demarreren om mij kwijt te raken. Ik had die winter met Zoetemelk getraind: het ideale voorbeeld. Ik achter hem aan de berg op, met twee stukjes stokbrood in m'n mik.

Na een paar kilometer zwalkte ik over de weg. Een maand later won ik dus die koers in Bessèges. Nee, ik heb mezelf niet rijk gerekend en dat is maar goed ook, want twee weken later werd me al weer het snot voor de ogen gereden."

Rooks: "Als amateur reed ik in Parijs-Nice tussen de profs en dat ging meteen goed."

Jij had in tegenstelling tot Breukink en Van Vliet meteen iets van: hallo, hier ben ik.

Rooks: "'t Ging ook allemaal heel snel. Was vier jaar bezig, waarvan een jaar als prof en ik won al Luik-Bastenaken-Luik, dan weet je dat je kwaliteit hebt. Ik had ook het voordeel dat ik als jonge prof bij Sean Kelly in de ploeg kwam: leefde net als Zoetemelk als een monnik voor zijn sport."

Dat is toch vreselijk aan het bestaan van een profwielrenner: alleen maar leven voor die fiets.

Van Vliet: "Ik heb goed nieuws voor je: ik heb als prof een leuke combinatie gevonden tussen sport en genieten van het leven. Maar misschien is dat wel de reden dat ik niet zo goed ben geworden. Joop vond niks anders leuk dan fietsen, dan mis je dus niks en maakt het verder ook niet uit."

Zo'n Theunisse was een fascinerende verschijning, maar toch ook een beetje zielig.

Van Vliet: "Zo ziet hij het zelf absoluut niet."

Rooks: "Als Gert-Jan hier was komen testen, hadden wij beter thuis kunnen blijven. Hij kan niet in een groep rijden, was constant zestig in het uur gaan rammen, net zo lang tot wij er allemaal af zouden zijn. Theunisse kan niet gewoon fietsen."

Breukink: "We waren in de Ronde van Baskenland, hij reed bij ons in de Panasonic-ploeg. De eerste dag regen, kou... Hij stapte af. De volgende dag sneeuwde het, dus de rit werd afgelast. Wij in de auto's naar de volgende etappeplaats en wie kwamen we onderweg tegen, op z'n fiets, als een dik ingepakte verschrikkelijke sneeuwman: Theunisse."

Irritant dat steeds vaker werd geroepen: 't gaat alleen om de poen?

Breukink: "De verhalen dat het in 't wielrennen louter gaat om afspraken..."

Van Vliet: "Laat de gasten die dat roepen nou lekker een keertje meerijden en dan moet je vragen of ze ook nog mee kunnen praten in de finale."

Breukink: "Dat is nou precies waar het om draait: je moet eerst verschrikkelijk hard trappen voordat je überhaupt kunt praten in een finale, dat wordt vaak vergeten. In de Tour van '98 deed ik pr voor de Rabobank-ploeg en (tegen Rooks) jij als ploegleider..."

Rooks: "Nee, ik zat bij de NOS."

Breukink: "Net zo erg. Die sfeer in de volgerskaravaan rond de affaire Priem... Ik dacht: wat doe ik hier nog? Je hoorde alles. De geruchten, ik werd er helemaal gek van. In het peloton hoor je die dingen niet."

Rooks: "Ik stond met een cameraman te wachten tot Priem uit het politiebureau zou komen. De hele dag koffiedrinken. Ik dacht: Is dit de Tour, is dit een wedstrijd? Ik ga liever naar huis, zei ik tegen Smeets."

Breukink: "De renners van Rabo bestonden gewoon niet meer, ik als man van de pr dus ook niet."

Van Vliet: "Ik had tien jaar niks met wielrennen te maken gehad. Dat afscheid kwam abrupt. Ik twijfelde over doorgaan of stoppen, ging op m'n bek, kwam in het hotel en zei tegen Raas: 't is voorbij. Jan begreep het onmiddellijk: geen weg meer terug. Ik heb m'n spullen gepakt en ben vertrokken. Ben in het containerbedrijf van de familie gestapt, maar dat is goed verkocht aan Amerikanen en toen kwam Herman Krott: wil je de Amstel Gold Race gaan organiseren?"

Ben je anders gaan kijken naar het wereldje waarin je prof was?

Van Vliet: "Ik kwam erachter dat een wielrenner zich totaal niet realiseert wat een wedstrijd organiseren inhoudt. 't Is natuurlijk wel een prachtige job, want je bent niet afhankelijk van renners met goede of slechte benen."

Rooks: "Ik ook niet, als co-commentator van de NOS, maar ik kreeg daar het gevoel dat ik me niet kon ontwikkelen. Ik heb er met Martijn Lindenberg over gesproken. Zonder resultaat. Ik kon ook ploegleider worden van TVM. Dus heb ik gezegd: ik stop en als jullie een vervanger zoeken: Erik Breukink is jullie man."

Breukink: "Wat wil je drinken, Steven?"

Rooks: "Ik hoefde helemaal niet zo nodig bij de NOS, maar ik hoorde steeds meer mensen zeggen: we kijken naar 't wielrennen van de BRT, want die hebben een oud-renner als co-commentator. Dus heb ik de NOS gebeld: moeten jullie ook doen. Een maand later belden ze terug: we gaan het proberen, heb je zin? Zodoende ben ik erin gerold. Ik ging er helemaal in op en wilde meer. Dat kon niet."

Breukink: "Je wilde het misschien te snel, dat werkt niet in die wereld."

Wat is het grote verschil in beleving tussen rijden in het peloton en rijden in de volgerskaravaan?

Breukink: "In het begin had ik veel moeite met het negativisme van de buitenwacht. Kwam ik in zo'n perskamer, stonden ze te praten over een renner: 'Ah, die kan niks meer, die is opgebrand.' In het begin verdedigde ik zo'n coureur. Later dacht ik: het zal wel. Er zitten persjongens tussen die na een week Tour de France al roepen dat het een waardeloze ronde wordt."

Van Vliet: "Sinds ik heb gezien hoe makkelijk sommigen in de maatschappij hun geld verdienen, ben ik nog meer respect gaan krijgen voor jongens die de Tour alleen al uitrijden."

Foto's: Johannes Dalhuijsen

 
[terug]
     
© 1996-2003 Dagblad De Telegraaf, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden.